Woorden van Jezus – De Steen Die de bouwlieden verworpen hebben
‘Hoort een andere gelijkenis. Er was een heer des huizes, die een
wijngaard plantte, en zette een tuin daarom, en groef een wijnpersbak daarin,
en bouwde een toren, en verhuurde dien den landlieden, en reisde buiten’s
lands. Toen nu de tijd der vruchten genaakte, zond hij zijn dienstknechten tot
de landlieden, om zijn vruchten te ontvangen. En de landlieden, nemende zijn
dienstknechten, hebben den een geslagen, en den anderen gedood, en den derden
gestenigd. Wederom zond hij andere dienstknechten, meer in getal dan de
eersten, en zij deden hun desgelijks. En ten laatste zond hij tot hen zijn
zoon, zeggende: Zij zullen mijn zoon ontzien. Maar de landlieden, den zoon ziende,
zeiden onder elkander: Deze is de erfgenaam, komt, laat ons hem doden, en zijn
erfenis aan ons behouden. En hem nemende, wierpen zij hem uit, buiten den
wijngaard, en doodden hem. Wanneer dan de heer des wijngaards komen zal, wat
zal hij dien landlieden doen? Zij zeiden tot hem: Hij zal den kwaden een kwaden
dood aandoen, en zal den wijngaard aan andere landlieden verhuren, die hem de
vruchten op haar tijden zullen geven. Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit
gelezen in de Schriften: De steen, dien de bouwlieden verworpen hebben, deze is
geworden tot een hoofd des hoeks; van den Heere is dit geschied, en het is
wonderlijk in onze ogen? Daarom zeg Ik ulieden, dat het Koninkrijk Gods van u
zal weggenomen worden, en een volk gegeven, dat zijn vruchten voortbrengt. En
wie op dezen steen valt, die zal verpletterd worden; en op wien hij valt, dien
zal hij vermorzelen. En als de overpriesters en Farizeen deze Zijn
gelijkenissen hoorden, verstonden zij, dat Hij van hen sprak. En zoekende Hem
te vangen, vreesden zij de scharen, dewijl deze Hem hielden voor een profeet,
Matth. 21:33-46.’
Nadat de Heere Jezus de
oversten van het volk, de Schriftgeleerden en de ouderlingen heeft vergeleken
bij een zoon die wel gehoorzaam leek door zijn getuigenis maar ongehoorzaam was
in zijn handelen, stelt Hij hen een nieuwe gelijkenis voor. In deze gelijkenis
beschrijft Jezus het volk Israël als een wijngaard, omtuint, voorzien van een
wijnpersbak en een toren. We komen deze gelijkenis meer in de Bijbel tegen. In
Psalm 80 vers 8 lezen we: ‘Gij hebt een wijnstok uit Egypte overgebracht,
hebt de heidenen verdreven, en hebt denzelven geplant.’ In Jesaja 5 lezen
we het lied van de wijngaard: ‘Nu zal ik mijn Beminde een lied mijns
Liefsten zingen van Zijn wijngaard; Mijn Beminde heeft een wijngaard op een
vetten heuvel. En Hij heeft dien omtuind, en van stenen gezuiverd, en Hij heeft
hem beplant met edele wijnstokken; en Hij heeft in deszelfs midden een toren
gebouwd, en ook een wijnbak daarin uitgehouwen; en Hij heeft verwacht, dat hij
goede druiven zou voortbrengen, maar hij heeft stinkende druiven voortgebracht,
Jes. 5:1,2.’
Israël is voortgekomen uit de
gelovige Abraham, Izak en Jakob en geroepen uit Egypte om een licht voor de
volkeren te zijn. God de Vader heeft hen ondertrouwd en Zijn ketoeba of
huwelijksacte gegeven in de vorm van de tien geboden, geschreven op de twee
stenen tafelen. Hij gaf Zijn heilige geboden als een beschermende omtuining om
hun leven. De wijnpersbak waar het druivenbloed vloeide gaf Hij hen in de vorm
van het altaar waar de vermoeide met schuldbeladen ziel vrede en rust vond in
het bloed dat daar vloeide. Maar ook waar de dankbare ziel, lof en dankoffers
bracht tot eer van God de Vader. De toren van bescherming tegen vijandelijke
aanvallen gaf Hij hen door de burgerlijke macht en aanvoerders als Mozes,
Jozua, de richters en de koningen. Maar helaas ondanks al deze bijzondere
gunstbewijzen en Vaderlijke zorg, zegt Jesaja al dat er in plaats van goede
druiven, stinkende druiven zijn voortgebracht.
De landlieden aan wiens zorg
de wijngaard was toevertrouwd, bleken in de tijd dat hun heer elders was, niet
te gehoorzamen aan hun roeping. Toen de tijd van de opbrengst gekomen was,
werden er dienstknechten gezonden om vruchten te ontvangen. De landlieden namen
de knechten van hun heer, sloegen, doodden en stenigden hen. Toen de heer
meerdere knechten stuurde, werden ook zij op deze slechte manier behandeld. In
Jeremia lezen we ‘Veel herders hebben Mijn wijngaard verdorven, zij hebben
Mijn akker vertreden; zij hebben Mijn gewensten akker gesteld tot een woeste
wildernis, 12:10.’ En in Nehemia 9 vers 26: ‘Maar zij zijn wederspannig
geworden, en hebben tegen U gerebelleerd, en Uw wet achter hun rug geworpen, en
Uw profeten gedood die tegen hen betuigden, om hen te doen wederkeren tot U;
alzo hebben zij grote lasteren gedaan.’
Israël heeft de rijke zegen
niet willen genieten, ze hebben de omtuining verbroken en onder leiding van
verkeerde landlieden, de profeten die tot hen kwamen in naam van de Vader,
verworpen en gedood. ‘En de Geest Gods toog Zacharia aan, den zoon van
Jojada, den priester, die boven het volk stond, en hij zeide tot hen: Zo zegt
God: Waarom overtreedt gij de geboden des HEEREN? Daarom zult gij niet
voorspoedig zijn; dewijl gij den HEERE verlaten hebt, zo zal Hij u verlaten. En
zij maakten een verbintenis tegen hem, en stenigden hem met stenen door het
gebod des konings, in het voorhof van het huis des HEEREN. 2 Kron. 24:20,21.’
Johannes de Doper is gekomen als een gezant van Christus en Zijn Koninkrijk
maar ook hij moest sterven.
Als laatste stuurde de heer
zijn zoon, de zoon die hem zo lief was (Mark 12:6) in de vooronderstelling dat
zij hem zouden ontzien. Maar de landlieden zagen de zoon komen en dachten dat
als zij hem zouden doden zij zelf de erfenis konden behouden. De zoon wordt
genomen en buiten de wijngaard gedood. O met wat een blindheid is toch het hart
van de zondaar geslagen, zou de vader niet komen om vrucht en tegelijk de dood
van zijn zoon wreken?
Christus, de geliefde Zoon van
God, Hem van wie de profeten getuigden, is gekomen tot Zijn volk en zoals Jezus
hier voorstelde zo hebben zij ook Hem genomen en gedood. Stefanus heeft er
later van gesproken: ‘Wien van de profeten hebben uw vaders niet vervolgd?
En zij hebben gedood degenen, die te voren verkondigd hebben de komst des
Rechtvaardigen, van Welken gijlieden nu verraders en moordenaars geworden zijt,
Hand. 7:52.’ Dan de grote vraag; als nu de heer van de wijngaard komt, wat
zal hij dan aan de landlieden doen? Het antwoord van de oversten,
Schriftgeleerden en oudsten klinkt: ‘Hij zal den kwaden een kwaden dood
aandoen, en zal den wijngaard aan andere landlieden verhuren, die hem de
vruchten op haar tijden zullen geven.’ Hoewel zij ongetwijfeld hebben
moeten begrijpen dat ook deze gelijkenis op hen van toepassing was, hebben zij
onverschrokken als met toegesnoerde gewetens geantwoord met een profetisch
antwoord. Ja inderdaad zal de doodstraf volgen op deze daad en zal de wijngaard
gegeven worden aan anderen. De apostelen zullen de landlieden worden over de
wijngaard die vrucht zal dragen tot in het eeuwige leven.
Jezus gaat verder en stelt hen
de vraag: ‘Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, dien de
bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks; van den
Heere is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen?’ Hij wijst hen op
de Psalm die zij zo goed kennen, de Psalm die zojuist nog gezongen was door het
volk en de kinderen, het is de 118de Psalm die bejubelt: ‘Gezegend
is hij, die daar komt in de Naam des HEEREN!’ De bouwlieden, dat zijn zij die er op moesten
toezien dat de wijngaard vrucht zou dragen, het zijn zij die het volk zouden
moeten beschermen en hoeden als een herder zijn schapen. Maar helaas, de
herders zijn corrupt en de wijngaard is verdorven. De steen, is door de
bouwlieden verworpen, ja Christus Zelf, de Rots der behoudenis is van hen
verworpen. ‘Daarom zeg ik ulieden, dat het Koninkrijk Gods van u zal
weggenomen worden, en een volk gegeven, dat zijn vruchten voortbrengt.’ Wat
een ernstige confronterende woorden, woorden die vandaag nog steeds de ergernis
oproept bij het volk dat hun Messias heeft verworpen en bij hen die Israël
verheffen tot een afgod. Het Koninkrijk der hemelen of de wijngaard is vandaag
niet te omschrijven als het aardse Israël, nee het is het Israël dat uit God
geboren is, zij die de voetstappen en het geloof van vader Abraham volgen en
vertrouwen dat door het offer van Jezus Christus al hun zonden zijn verzoend,
zij zijn Abrahams zaad.
Wee hen die zich ergeren aan
de van mensen verworpen steen die tot een hoofd des hoeks geworden is. Jezus
sprak: ‘En wie op dezen steen valt, die zal verpletterd worden; en op wien
hij valt, dien zal hij vermorzelen.’ Hij is de Rots van ons behoud, Hij is de
hoeksteen, ja het fundament waarop heel de gemeente gebouwd wordt uit Jood en
heiden. Er is hoop voor Israël, ja voor al de volkeren, want Jezus leeft, Hij
is opgestaan en allen die in Hem geloven zullen nooit beschaamd worden. Samen
met al de heiligen mogen wij die geloven deel uitmaken van de wijngaard des
HEEREN, nog even en Hij zal komen om vrucht te zoeken.
Vrienden, hoe is het met ons?
De overpriesters en de farizeeën begrepen dat er over hen gesproken werd en
wilden Jezus vangen maar waren bang voor de mensen. Het is of rusten op Jezus
de hoeksteen of struikelen over Hem en verpletterd worden. ‘U dan, die
gelooft, is Hij dierbaar; maar den ongehoorzamen wordt gezegd: De Steen, Dien
de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een hoofd des hoeks, en
een steen des aanstoots, en een rots der ergernis, 1 Pet. 2:7.’
Laten wij, zo net voor de
komst van de Heere Jezus Christus, ons zelf verootmoedigen voor Hem, ons
bekeren in het geloof, breken met de banden die ons binden aan dit aardse, om
geheel Hem toegewijd, vruchten te dragen tot in het eeuwige leven. Want, Vader
wordt verheerlijkt als wij veel vrucht dragen en wij weten dat allen die in
Christus zijn, verlost zijn van het oordeel en vrucht dragen omdat de sappen
van Hem, de Ware Wijnstok, door de ranken stroomt. Alles uit Hem, geef Hem lof.
Amen.
Wilco Vos
Veenendaal 24-06-2019