Woorden van Jezus – De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden
‘Toen kwam de moeder der zonen van Zebedeüs tot Hem met haar zonen, Hem
aanbiddende, en begerende wat van Hem. En Hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij
zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee zonen zitten mogen, de een tot Uw
rechter-, en de ander tot Uw linkerhand in Uw Koninkrijk. Maar Jezus antwoordde
en zeide: Gijlieden weet niet wat gij begeert; kunt gij den drinkbeker drinken,
dien Ik drinken zal, en met den doop gedoopt worden, waarmede Ik gedoopt worde?
Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen. En Hij zeide tot hen: Mijn drinkbeker zult gij
wel drinken, en met den doop, waarmede Ik gedoopt worde, zult gij gedoopt
worden; maar het zitten tot Mijn rechter-, en tot Mijn linkerhand, staat bij
Mij niet te geven, maar het zal gegeven worden dien het bereid is van Mijn
Vader. En als de andere tien dat hoorden, namen zij het zeer kwalijk van de
twee broeders. En als Jezus hen tot Zich geroepen had, zeide Hij: Gij weet, dat
de oversten der volken heerschappij voeren over hen, en de groten gebruiken
macht over hen. Doch alzo zal het onder u niet zijn; maar zo wie onder u zal
willen groot worden, die zij uw dienaar; En zo wie onder u zal willen de eerste
zijn, die zij uw dienstknecht. Gelijk de Zoon des mensen niet is gekomen om
gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een rantsoen
voor velen, Matth. 20:20-28.’
Velen eersten zullen de
laatsten zijn, zo onderwees Jezus Zijn discipelen, om hen te leren nederig te
zijn en te beseffen dat zij die Jezus volgen een God dienen die vrijmachtig is
te doen wat Hij wil. Voor de derde keer sprak Hij met hen over Zijn aanstaande
lijden en sterven. ‘Zie, wij gaan op naar
Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal den overpriesteren en Schriftgeleerden
overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen; En zij zullen Hem
den heidenen overleveren, om Hem te bespotten en te geselen, en te kruisigen;
en ten derden dage zal Hij weder opstaan, Matth. 20:18,19.’ Opnieuw kregen
zij te horen dat hun Meester door een weg van vernedering, bespotting, lijden
en sterven zou moeten gaan maar ook dat Hij zou opstaan uit de dood. Wat zal er
door de harten van de discipelen zijn gegaan? Hun Meester, Hij op Wie zij al
hun hoop hadden gezet, Hij Die hen zou verlossen van de Romeinse overheersers,
zou Hij door de overpriesters en de Schriftgeleerden worden overgeleverd om te
sterven? Eens had Petrus, de vurige volgeling van Jezus, Hem bestraft toen Hij
sprak over Zijn aanstaande lijden. Nu in aansluiting op Jezus woorden zien we
Jakobus en Johannes met hun moeder tot Jezus komen. We weten dat Petrus met
Jakobus en zijn broer Johannes, de drie discipelen waren die het dichtst bij
Jezus stonden. Op de een of andere manier beleefden zij een intiemere omgang
met Jezus dan de anderen en toch weerhield dat hen niet van trots en eerzucht
zoals we zien in de tekst van onze overdenking.
‘Meester, wij wilden wel, dat Gij ons deedt, zo wat wij begeren
zullen.’ Zo lezen we in Markus 10, hieruit blijkt dus dat de begeerte niet
zozeer bij hun moeder vandaan kwam maar dat zij hun moeder voor hun karretje
spanden om hun begeerte met Jezus te delen. Jezus vraagt hen wat zij van Hem
begeren. Waarop zij te kennen geven dat zij willen zitten aan Zijn rechter en
linkerhand in Zijn heerlijkheid. Dan krijgen deze twee lieve vrienden van Jezus
een onderwijzing zoals zij eerder ontvingen. Het was die keer dat ze samen met
Jezus reisden en niet welkom waren in de herberg van de Samaritanen. Jakobus en
Johannes, de “zonen des donders,” vroegen Jezus of zij vuur van de hemel
moesten laten neerdalen om deze Samaritanen te verslinden. Jezus zei hen toen: ‘Gij weet niet van hoedanigen geest gij zijt,
Luk.9:55.’ Ook nu blijkt dat zij nog
niet de diepe les van zelfverloochening geleerd hebben. Zij willen gezien
worden in het Koninkrijk van hun Meester, zij willen geëerd worden als
regeerders. Jezus zegt hen: ‘Gij weet
niet wat gij begeert.’ Met andere woorden, jullie weten echt niet waar
jullie het over hebben, jullie spreken over een Koninkrijk maar hebben niet in
de gaten dat het er anders uit zal zien dan jullie voor ogen hebben en ook
beseffen jullie niet dat de ingang in dat Koninkrijk niet anders zal zijn dan
door een weg van lijden en sterven. ‘Kunt
gij de drinkbeker drinken, dien Ik drink, en met de doop gedoopt worden, waar
Ik mee gedoopt word? Mark. 10:38.’ Met andere woorden, kunnen jullie het
lijden ondergaan dat Ik zal moeten ondergaan en zullen jullie standvastig
blijven zelfs tot in de dood? Beseffen jullie wat het zeggen wil om bespot,
geslagen en gedood te worden omwille van het Koninkrijk der hemelen? Volmondig
antwoorden ze: ‘Wij kunnen.’
We proeven hier nog steeds de
geest van het eigen ik, de vaste overtuiging, de wil en vastberadenheid met
daarbij het gebrek aan zelfkennis en afhankelijkheid in nederige
onderworpenheid, waarbij de liefde tot Gods eer sterker is dan het verlangen
naar eigen eer. Hoewel zij lievelingen van Jezus waren, moesten zij de diepe
les van sterven aan het eigen ik nog leren. Zij moesten nog zien hoe Christus,
als de van God Gezalfde, de dood moest overwinnen, opdat ook zij de kracht van
Zijn opstanding, dwars door de dood heen zouden gaan ervaren. Het was waar, ook
zij zouden straks de drinkbeker drinken en gedoopt worden met de doop zoals
Jezus. Van Jakobus weten we dat Herodus hem met het zwaard gedood heeft (Hand.
12:2). En Johannes is verbannen geweest op het eiland Patmos, waar Hij de
Openbaring van Jezus Christus heeft ontvangen, terwijl zij hem in Efeze hebben
willen doden in kokende olie. Wat een drinkbeker hebben zij moeten drinken,
maar in dat alles hebben zij als meer dan overwinnaars de goede strijd
gestreden, het geloof behouden en zullen straks samen met een ontelbare schare
voor altijd de heerlijkheid genieten die bereid is voor allen die Jezus
liefhebben.
Wat moeten diegenen die Jezus
volgen toch veel leren. De grote les die we iedere keer weer tegenkomen, is die
van verloochening, minder worden, de ander hoger achten dan onszelf. Onszelf
onderwerpen aan de wil van God de Vader moet voor ons het hoogste doel worden,
zo alleen kunnen wij Jezus voetstappen drukken. Dat betekent voor ons allen
smaadheid dragen en voor sommigen van ons betekent dat zelfs sterven om Zijns
Naams wil, maar, hoe groot is het dat Zijn liefde in dat alles sterker is dan
de angst voor pijn en dood. Wij zien over het tijdelijke heen, met al haar
mogelijke lijden op dat heerlijke dat ons bereid is door Hem Die ons heeft
liefgehad met een eeuwige liefde.
Jezus zegt eenvoudig dat
alleen zij die het bereid is, gegeven zal worden te zitten aan de rechter en
linkerhand van Jezus. Met andere woorden, zij die volharden tot het einden
zullen zalig worden en delen in de heerlijkheid die straks geopenbaard zal
worden.
De overige discipelen reageren
verontwaardigd en hoogstwaarschijnlijk door jaloersheid gedreven op Jakobus en
Johannes. Jezus roept hen tot de orde en zegt: ‘Gij weet, dat de oversten der volken heerschappij voeren over hen, en
de groten gebruiken macht over hen. Doch alzo zal het onder u niet zijn; maar
zo wie onder u zal willen groot worden, die zij uw dienaar; En zo wie onder u
zal willen de eerste zijn, die zij uw dienstknecht.’ Worden als een kind,
om eenvoudig te geloven en te volgen om vervolgens niet op te klimmen tot
heersers maar dienaars te worden en te blijven om straks de eer en glorie van
God te ontvangen die Hij toebedeelt. De gelovige moet niet zoeken naar eer en
aanzien maar er op uit zijn om in alles God te eren en het goede voor de
naasten te zoeken, waarbij vaak de rol van dienaar vervult zal moeten worden.
Jezus Zelf heeft ons het voorbeeld gegeven.
‘Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te
dienen, en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen, Mark. 10:45.’ Hij
de Schepper van hemel en aarde, die spreekt en het is er, heeft Zichzelf
vernederd door mens te worden als wij. Hij die met één woord een einde kon
maken aan het lijden dat Hem overkwam, onderging het gewillig omdat het de weg
was waardoor zondaren met Vader verzoend zouden worden. Jezus diende een hoger
doel en zo mogen wij Zijn voetsporen volgen en ons richten op dat hoge doel, de
eer van Vader en de zaligheid van onze naasten.
Dat betekent dat wij in de
eerste plaats met al onze schuld en zonden, ongeloof en opstand tegen God,
moeten komen tot onszelf en de balans moeten opmaken. In het besef dat het onze
zonden zijn die scheiding maken tussen een heilig God en ons, mogen wij de
toevlucht nemen tot het offer dat Jezus Christus bracht aan het vloekhout van
Golgotha. Wij mogen reageren op Zijn roepstem die zegt: ‘Volg Mij.’ Wij mogen ons kruis opnemen en worden als een
dienstknecht. Door het geloof in het volbrachte werk van de Heere Jezus
Christus mogen wij onszelf verzoend weten met God onze Vader, om nu te leren
volgen als een kind en te handelen als een dienstknecht. Het gaat er niet om of
iedereen ons aardig vindt. De wereld schets ons het beeld dat alleen zij die
stoer zijn, of leuk en mooi, ja zij die geleerd zijn en diploma’s hebben ertoe
doen, maar God de Vader leert ons door Zijn Woord dat wij van waarde zijn, zo waardevol
dat Hij Zijn Zoon voor ons gaf. Vrienden, zie omhoog, en laten wij de les van
Jezus leren. Hij kwam om te dienen, laten ook wij elkaar dienen door de liefde.
Amen
Wilco Vos Veenendaal 20-05-2019