Woorden van Jezus – Gelooft gij dat Ik dat doen kan
‘En als Jezus van daar voortging, zijn Hem twee blinden gevolgd, roepende en zeggende: Gij Zone Davids, ontferm U onzer! En als Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus zeide tot hen: Gelooft gij, dat Ik dat doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! Toen raakte Hij hun ogen aan, zeggende: U geschiede naar uw geloof. En hun ogen zijn geopend geworden. En Jezus heeft hun zeer gestrengelijk verboden, zeggende: Ziet, dat niemand het wete. Maar zij, uitgegaan zijnde, hebben Hem ruchtbaar gemaakt door dat gehele land, Matth. 9:27-31.’
Het; ‘Talitha kumi’ heeft geklonken, waarbij de dood moest wijken en de rond de twaalf jaar oude dochter van Jairus een levend getuige werd van de opstandingskracht in Jezus Christus, de Zoon van God. Zou voor Hem iets te wonderlijk zijn? Daar loopt Hij samen met Zijn discipelen. Als wij daarover nadenken dan mag eerbied en stille verwondering ons hart wel vervullen. De Zoon van God, Hij Die aarde en hemel heeft geschapen en ons mensen het leven gaf, is neergedaald vanuit de hemel om hier tussen de mensen als mens met ons te wandelen. Nietig, zwak, omringd door verleidingen en verdrukkingen begaf Hij zich op het wereldtoneel dat door onze zonden tot een plaats vol verdriet, pijn ziekte en dood is geworden. Mensen die geschapen zijn tot glorie van God, naar Zijn volmaakte beeld, zijn jaloers, haten elkaar of vermoorden elkaar. De mens die geschapen werd als een Godlover, is een liefhebber van zichzelf, de eer, het geld en het goed geworden. De plaats die eens vol harmonie, geluk en vrede was, is nu geworden tot een woestenij waar de duivel rondgaat om te verleiden en te verscheuren. Wat een wonder dat God de wereld niet heeft vernietigd maar Zelf naar deze aarde kwam om zondige, vijandige mensen weer terug te brengen in Zijn gemeenschap. God de Vader gaf Zijn Zoon, Zijn geliefde, opdat wij verloren zondaren weer terug zouden komen bij Hem en met Hem als kinderen van de Vader zouden leven. Jezus gaf Zijn leven om ons eeuwig leven te geven. Lieve vrienden, wat een onbevattelijke rijkdom is ons geschonken in Jezus Christus, de Zoon van God. Misschien bent u blind en laat het alles u koud, geeft u God of iets anders de schuld van de zorgen, de problemen en de duisternis op deze aarde. Bestudeer dan toch eens het leven van Jezus, laat Zijn woorden tot u doordringen en laat de liefdevolle genade van God de Vader door Christus uw hart vervullen. Er is hoop, want Jezus, de opgestane Levensvorst, zal iedereen zaligen die tot Hem komt.
Hoewel velen Jezus niet hebben willen erkennen als de Zoon van God en er ook nu nog velen zijn die blind zijn voor wie Hij is, denken we vandaag na over de geschiedenis van de twee blinden die tot Jezus kwamen. Terwijl Jezus daar loopt, klinkt hun roepstem: ‘Gij Zone Davids, ontferm U onzer!’ Wat een heerlijke roep, wat een krachtig getuigenis klinkt hier uit de mond van deze hulpbehoevende mensen. In hun ogen was geen licht, de schoonheid van de natuur, de prachtige kleuren van de bomen en de schitterende vogels, de liefelijke heuvels en de grillige bergen, alles was verborgen voor hen. Nee, hun geliefden konden zij niet in de ogen kijken. Deze blinde ogen straalden niet van geluk, maar ook verdriet en pijn was er niet in af te lezen. Ze zagen niet hoe in het voorjaar alles weer zo prachtig tot leven kwam, ze zagen niet de dartelende lammetjes en de prachtige vlinders. Maar hoewel hun ogen dit alles niet zagen, zagen zij iets in Jezus dat voor anderen verborgen was. Deze ongelukkigen werden gedreven door een onzichtbare hand, zij wisten dat zij moesten zijn aan de voeten van Jezus. Van Hem hadden zij gehoord en in hun hart kenden zij die wetenschap zo zeker als gewis, dat Jezus de Messias is. Tot wie zouden zij anders heengaan dan tot Deze van Wie geschreven stond dat Hij zou komen om de blinden de ogen te openen, de doven weer te doen horen? De kreupelen zouden springen als een hert en de tongen van de stomme zouden juichen, zoals Jesaja heeft geprofeteerd. Hoewel heel de geschiedenis, de schaduwen en de profetieën naar Hem wezen, waren velen blind voor Jezus de Messias, maar deze blinde mensen zagen in Hem dat wat zij nodig hadden en drongen dwars door alles heen om zich door Hem te laten genezen.
De Zoon van David, die Zichzelf de Zoon des mensen noemde, om niet gevolgd te worden voor de wonderen, maar het Koninkrijk van God te prediken, te openbaren en tot stand te doen komen, liet hen roepen terwijl ij een hui Hij het huis inging waar Hij was aangekomen. Waarom? Waarom draaide Hij Zich niet om, legde Hij Zijn gezegende handen niet op hen om hen te verlossen van hun blindheid? Wie van ons kan verklaren waarom God ons soms lange tijd laat zoeken eer wij vinden? Wie kan begrijpen waarom Hij ons zolang laat wachten op een felbegeerde zaak die niet ingaat tegen Zijn Woord? Is het niet om ons te beproeven? Is het niet dat juist door de weg van het aanhoudend gebed, zal blijken van wie onze verwachting echt is? Zij die gelovig tot Hem gaan, zullen aanhouden omdat Hij het voorwerp van het geloof is. Zonder Hem kunnen zij niets en zonder Hem willen zij niets. Als het ons te doen is om Jezus de Zone Davids, dan breken wij dwars door alle onmogelijkheden heen en grijpen ons vast aan de beloften die ons van God geschonken zijn. Juist in die weg zullen wij ontdekken dat als wij ons tot Hem begeven, wij zullen ontvangen, niet omdat wij het verdienen maar omdat Hij het in Zijn genade schenkt aan allen die tot Hem komen. Het geloof grijpt zich vast en zal niet tevreden zijn met iets minder dan Jezus Christus en Dien gekruisigd, ja de opgestane Triomfator over dood, hel en graf. Als God ons laat wachten dan is dat niet omdat Hij ons niet hoort maar omdat Hij ons beproeft en gezegend zij die met al hun nood bij niemand anders uitkomst zoeken dan bij Hem alleen.
Als Jezus in huis is, komen ook de blinden in dat huis. Nee, zij laten zich niet tegenhouden, zij hebben immers dat wat zij wilden nog niet ontvangen. Al lijkt het dan dat de Zoon van David niet naar hen wil horen, toch weten zij dat Hij alle macht heeft om hen te genezen. In hun hart leeft iets dat niet omschreven kan worden. Wie kan de begeerte omschrijven van hen die tot Jezus getrokken worden? Maar hoor daar klinkt de stem van Jezus: ‘Gelooft gij dat Ik dat doen kan?’ Ze hadden van Hem gehoord, ze hadden tot Hem geroepen en waren Hem gevolgd, zelfs tot in het huis, ondanks dat het leek dat Hij niet naar hen hoorde. En dan die vraag: ‘Gelooft gij dat ik dat doen kan?’ Lieve vrienden, geloven wij dat Hij doen kan dat wat voor ons en de mensen om ons heen onmogelijk is? Durven wij bij Hem aan te houden terwijl het lijkt dat Hij ons niet hoort? Zullen wij volharden als er vanbinnen een tweestrijd woedt waar het verlangen ons tot Jezus dringt en het verstand ons wijsmaakt dat het tevergeefs is? Deze blinde mensen konden het met niets minder doen dan met Jezus en lieten zich beproeven. ‘Gelooft gij dat Ik dat doen kan?’ Dan klinkt het gelovig antwoord: ‘Ja, Heere.’ Deze gelovige belijdenis kon niet onbeantwoord blijven. Hij De Schepper van hemel en aarde, Die eens gesproken heeft: ‘Laat Ons mensen maken naar Ons beeld en naar Onze gelijkenis,’ raakt de ogen aan van deze blinde mensen en spreekt: ‘U geschiedde naar uw geloof.’ Dan, als antwoord op dit wonder, slaan zij hun ogen open en staan daar oog in oog met Jezus, de Messias de Zone Davids. O is er een heerlijk moment te bedenken dan dat moment waarop de blinde ogen geopend worden en Jezus Christus gezien wordt. Voor deze blinden is alles nieuw geworden, zij hadden Jezus ontmoet, nu konden zij zien, wat eens verborgen was. De schoonheid van de natuur kwam voor het eerst pas echt tot leven, hun familie, vrienden, buren en bekenden kregen voor het eerst een gezicht. Wat zullen de ogen van deze mensen gestraald hebben.
Hij Die Zichzelf openbaarde als de Zoon des Mensen, wist dat op het gerucht, dat Hij de Zoon van David is, er velen zouden komen om Hem te zien en van Hem genezen te worden, anderen zouden Hem als koning willen zalven en weer anderen zouden Hem willen doden vanwege het feit dat Hij Zichzelf als de Messias bekend maakte. Hoewel Hij voor deze blinden, door het geloof, als de Zoon van David erkent werd, was dat ogenblik voor de anderen nog verborgen. Maar wie kan zwijgen over deze grote wonderdaden? Het hart van deze blinden was nog nooit zo vol vreugde geweest als op dit moment, alles was nieuw geworden. Zij konden niet anders dan getuigen van de grote wonderen aan hen bewezen.
Lieve vrienden, als u nog blind bent voor Deze Jezus, De Zoon van David, Die gekomen is om zondaren zalig te maken, ja blinde ogen te openen; Zie dan toch het Lam van God, Hij zal al uw zonden wegnemen. Hij heeft gezegd: ‘Ik ben het licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben, Joh. 8:12.’ Broeders en zusters, De blinden werd verboden om te getuigen van de Zone Davids, maar wij worden geroepen om met vrijmoedigheid Zijn grote wonderwerken bekend te maken. Laten wij met vrijmoedigheid getuigen van Hem Die voor ons de dood is ingegaan, is opgestaan als de Overwinnaar over de satan, de dood, de hel en het graf en straks zal komen als de Leeuw uit Juda’s stam, ja de Koning der Koningen. Want allen die Hem aanroepen, zullen zalig worden. Glorie Hallelujah. Amen.
Wilco Vos Veenendaal 08-04-2018