Woorden van Jezus – Hebt uw vijanden lief
‘Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben, en uw vijand zult gij haten. Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel dengenen, die u haten; en bidt voor degenen, die u geweld doen, en die u vervolgen; Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? En indien gij uw broeders alleen groet, wat doet gij boven anderen? Doen ook niet de tollenaars alzo? Matth. 5:43-47.’
Als de Heere Jezus door de duivel verzocht wordt in de woestijn, dan horen wij Hem steeds zeggen; “Er staat geschreven.” Waarbij Hij dan regelrecht citeert uit de wetten die we kennen vanuit de Thora. Als de Heere Jezus, in de ons bekende bergrede, Zijn onderwijs richt aan Zijn volgelingen, dan horen wij Hem vaak zeggen; “Gij hebt gehoord.” Wij moeten dan goed opmerken dat dit niet hetzelfde is als; “Er staat geschreven.” Dat wat gehoord wordt, kan namelijk afwijken van datgene wat geschreven staat. Met dit in ons achterhoofd willen wij luisteren naar het onderwijs dat Jezus ons geeft in de woorden die we vandaag overdenken. ‘Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben, en uw vijand zult gij haten.’ In onze vorige overdenking over de woorden; ‘oog om oog en tand om tand.’ Hebben we al nagedacht over het probleem dat ontstaan is in het denken van veel mensen, waarbij het Nieuwe Testament haast lijkt te staan tegenover het Oude Testament. In het Oude Testament zou God zich openbaren als een wrede God en in het Nieuwe Testament als de genadige en barmhartige God. Niets is echter minder waar. God openbaart Zichzelf in heel de Schrift als de rechtvaardige, genadige en barmhartige God, die het heil van ons mensen op het oog heeft en ons wil zegenen door Zijn wetten. Wetten die het leven beschermen, waarbij Hij tegelijk voorziet in het reinigend bloed voor hen die overtreden maar zich bekeren, opdat zondaren met Hem in een vertrouwde relatie zullen wandelen, overeenkomstig Zijn geopenbaarde wil.
De Heere Jezus zegt dus dat de mensen gehoord hebben dat zij hun naasten moeten liefhebben en hun vijanden moeten haten. Let op: Hij zegt niet dat er geschreven staat dat zij dat moeten doen, of dat zij dat uit de mond van God hebben gehoord. De Heere Jezus doelt hier op de overleveringen en de uitleggingen die op dat moment actueel waren. Wij zullen zien dat, zoals Salomo gezegd heeft, er niets nieuws onder de zon is en dat ook God, in Zijn aan ons geopenbaarde wet, nooit heeft geleerd om onze vijanden te haten, maar hen juist te zegenen. De wet gaat zóver, dat zij zelfs gebied om zorg te dragen voor de verdwaalde os of ezel van de vijand. ‘Wanneer gij uws vijands os, of zijn dwalenden ezel, ontmoet, gij zult hem denzelven ganselijk wederbrengen, Ex. 23:4.’ We moeten ons niet laten misleiden door de geschiedenissen in de Bijbel waar oorlog gevoerd wordt tegen vijanden, waaruit wij zouden kunnen opmaken dat de vijand gehaat en uitgeroeid moet worden, dus vanwaar die zorg voor een os en een ezel van de vijand? De vele oorlogen die gevoerd zijn, moesten gevoerd worden vanwege de goddeloosheid van deze volkeren tegenover de God van Israël. God Zelf streed tegen deze volkeren waarbij Hij Israël, als Zijn verkoren volk, gebruikte als instrument in Zijn hand. Hij zegt: ‘Mijn is de wraak en de vergelding, Deut. 32:35.’
David zegt; ‘Zou ik niet haten, HEERE! die U haten? en verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan? Ik haat hen met volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij, Ps. 139:21,22.’ Waarbij wij dan mogen bedenken dat ook wij nu vandaag de dag hetzelfde mogen zeggen, ja het ware te wensen dat alle gelovigen dit zo beleefden. Maar, hoe past dit dan in het geheel van liefde en barmhartigheid? Wat David hier bedoelt te zeggen is, dat hij beseft welke diepe haat God heeft tegen de zonden. Met deze belijdenis, schaart David zich aan de kant van God, door te zeggen dat ook hij de zonden haat en geen vriendschappelijke omgang wil hebben met hen die de zonden liefhebben en daarin leven. Toch werd ook David, met deze haat, geroepen om goed te zijn voor de os en de ezel van deze vijand en het oordeel, de wraak en de vergelding aan God over te laten.
Het Oude Testament leert ons om goed te zijn voor hen die ons haten: ‘Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden, Spr. 25:21,22.’ Als wij zo omgaan met hen die ons vijandig zijn, dan zullen wij vurige kolen op zijn hoofd hopen. Met andere woorden, de vijand zal versteld staan, zal echt niet vatten wat hem overkomt en hoe vaak heeft de praktijk al niet bewezen dat een vijand door liefde werd overwonnen? God Zelf zal het ons vergelden als wij zo omgaan met onze vijanden. Wat een heerlijke Oud Testamentisch onderwijs. De wet leert ons in Leviticus 19:18: ‘Gij zult niet wreken, noch toorn behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelven; Ik ben de HEERE!’ Nu zouden wij dit gebod kunnen uitleggen als alleen van toepassing op hen die behoorden tot het volk Israël. In de eerste plaats is dit gebod van toepassing op hen, die afgezonderd van de volkeren een heilig eigendom van God zijn. Toch gaat dit dieper. We zullen eens kijken wat we kunnen leren van het onderwijs dat Jezus ons net als de wetgeleerde uit Lukas 10 heeft gegeven. Daar zien we de wetgeleerde vragen wat hij moet doen om het eeuwige leven te beërven. De Heere Jezus gaat met hem in gesprek en vraagt wat er in de wet geschreven staat en hoe hij die leest. Het is bijzonder om te horen wat de wetgeleerde antwoord. Volgens hem leert de wet ons het volgende: ‘Gij zult den Heere, uw God, liefhebben, uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw kracht, en uit geheel uw verstand; en uw naaste als uzelven, Luk 10:27.’ De Heere Jezus bevestigt deze leer en zegt: ‘Doe dat, en gij zult leven.’ Wat een vreugde om God zo te dienen, maar wie anders kunnen dat, dan zij, die leven vanuit Gods genade en gedreven worden door Zijn liefde? Vrienden, schuilen wij bij God, door te rusten op het offer van Christus dat ons in de vrijheid stelt en in een verzoende relatie met God de Vader leert wandelen naar Zijn wil.
“Maar,” zegt mogelijk een kritische lezer of luisteraar, “wie is die naaste, die wij lief moeten hebben?” Dat is een interessante vraag, want als die naaste, alleen mijn familie, vrienden, collega’s of volk betreft, dan is daar nog steeds ruimte om te haten met een haat die verschilt van de positieve haat die we bij David zagen. Luisteren we daarom even verder naar de vraag die de wetgeleerde stelde: ‘Wie is mijn naaste?’ Het is prachtig om te zien hoe de Heere Jezus ons, als het Woord van God, onderwijst wie onze naaste is. Hij vertelt ons de overbekende geschiedenis van de barmhartige Samaritaan, die, terwijl de priester en leviet de beroofde en gewonde man laten liggen, hem oppakt, verzorgt en onderdak bied. Hier zien we de liefde in vervulling, hier staat barmhartigheid tegenover vormendienst, hier zien we de volmaakte wet van God in praktische vervulling.
De priester en de leviet droegen zorg voor de offerdienst, maar lieten de gewonde man links liggen, terwijl de door de Israëliet verafschuwde Samaritaan, barmhartigheid verleende, en juist hem stelt de Heere Jezus voor als de naaste die begreep wat de vervulling van Gods wet inhoud. Het mooie is dat de Schriftgeleerde uit Markus 12 ons een diepe les leert. ‘Meester, Gij hebt wel in der waarheid gezegd, dat er een enig God is, en er is geen ander dan Hij; En Hem lief te hebben uit geheel het hart, en uit geheel het verstand, en uit geheel de ziel, en uit geheel de kracht; en den naaste lief te hebben als zichzelven, is meer dan al de brandofferen en de slachtofferen, Mark. 12:32,33.’ De zogenaamd heilige priester en de leviet uit de gelijkenis miste het doel met al hun offers terwijl de barmhartige Samaritaan de wet vervulde.
De tekst boven onze overdenking leert ons om oprecht te zijn in alles, geen geveinsde heiligheid maar pure liefde die praktisch zichtbaar wordt in onze handel en wandel van alle dag. Jezus leert ons: ‘Hebt uw vijanden lief; doet wel dengenen, die u haten. Zegent degenen, die u vervloeken, en bidt voor degenen, die u geweld doen, Luk. 6:27,28.’ Hoe zien we in Zijn leven, ja zelfs tot in Zijn sterven, hoe Hij ons ook daarin het goede voorbeeld gaf. Terwijl Hij hangt aan het kruis om te streven voor doodschuldige wetsovertredende zondaren, horen wij Hem bidden voor de vijand: ‘Vader, vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen.., Luk. 23:34.’
Vrienden, laten wij onszelf overgeven in Gods genade en rustend, op de Rots der behoudenis, als navolgers Gods (Efeze 5:1), wandelen zoals Hij gewandeld heeft en het onderwijs van Paulus in praktijk brengen: ‘Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede, Rom. 12:21.’ De Heere zegene ons in deze weg om de ontvangen liefde te genieten en te delen. Amen.
Wilco Vos Veenendaal 11-10-2017