Woorden van Jezus – Hetgeen u wil dat u geschiedt doe dat ook aan de ander
‘Alle dingen dan, die gij wilt, dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo; want dat is de wet en de profeten, Matth. 7:12.’
Het bekende spreekwoord zegt: ‘Wie goed doet, goed ontmoet.’ Met andere woorden, zij die goed zijn voor anderen zullen zelf ook het goede ontvangen. In de praktijk valt dit wel eens heel anders uit en hoe teleurstellend is dit voor hen die hun hoop gezet hadden op het goede dat zij dachten te ontvangen. Het is goed om steeds opnieuw onze harten te onderzoeken om te ontdekken wat onze motivatie is om bepaalde zaken wel of niet te doen. Doen wij goed om daar zelf beter van te worden? Is het ons te doen om een goede naam, eer en rijkdom? Dan kunnen onze werken er goed uitzien maar dan is onze motivatie niet uit God maar uit onszelf en daarmee verdorven. Voordat we dieper ingaan op de woorden van onze overdenking luisteren we nog even naar de woorden van Hem die alle macht heeft in hemel en op aarde. Hij, Jezus Christus, het vlees geworden Woord, heeft ons het volgende geleerd: ‘En indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat dank hebt gij? Want ook de zondaars hebben lief degenen, die hen liefhebben. En indien gij goed doet dengenen, die u goed doen, wat dank hebt gij? Want ook de zondaars doen hetzelfde. En indien gij leent dengenen van, welke gij hoopt weder te ontvangen, wat dank hebt gij? Want ook de zondaars lenen den zondaren, opdat zij evengelijk weder mogen ontvangen. Maar hebt uw vijanden lief, en doet goed, en leent, zonder iets weder te hopen; en uw loon zal groot zijn, en gij zult kinderen des Allerhoogsten zijn; want Hij is goedertieren over de ondankbaren en bozen, Luk. 6:32-35.’
We zien hier de kinderen des Allerhoogsten staan tegenover de zondaren. De zondaren zijn zeer selectief in hun goede werken, die ten diepste gericht zijn op zichzelf. De één doet het om er rijker van te worden terwijl de ander het doet omdat hij of zij verlegen is om complimenten en de dankbaarheid van de personen aan wie zij goed doen. Zo kunnen we een slaaf zijn van de ander, omdat wij moeten dienen waarbij wij gedreven worden door onze eigen vleselijke verlangens. De kinderen des Allerhoogsten denken niet aan zichzelf maar aan de ander, zij dienen omdat de Geest van Christus in hen woont en hen drijft om te dienen. Zij zijn goed voor vriend en vijand en beseffen dat zij als vijanden van God, overwonnen zijn door Zijn liefde, en genade hebben ontvangen, tegenover het kwaad van henzelf.
Vrienden, onder welke categorie mensen schaart u zichzelf? Bent u verlegen om de eer en de liefde van mensen of bent u overwonnen door de liefde van God en drijft dit u uit om anderen lief te hebben? U bent een kind van de Allerhoogste als u de Heere Jezus liefhebt boven alles. Ja een kind van God de Vader als u rust en meer leert rusten in dat wat Christus voor u deed. Een geliefde van de Vader, die Zijn stem liefhebt, Hem wil dienen en in afhankelijkheid van de Heilige Geest uitreikt naar de mensen om u heen. Het is of door genade een kind van God, die God en de naaste dient of een zondaar die zichzelf dient. Kom vrienden, als uw hart nog koud is als het gaat om Jezus Christus de Zoon van God, als uw hart nog niet vervuld is met een liefde tot God de Vader en het werk van de Heilige Geest, dan bent u een zondaar die leeft voor eigen rekening en straks in het oordeel om zal komen. Kom dan, schudt de ongerechtigheid van u af, buig vandaag nog uw knieën door terug te keren tot God, vraag Hem om vergeving en ontvang door het geloof de vergeving van zonden en het eeuwige leven.
Broeders en zusters u die door het geloof mag weten een kind van de Allerhoogste te zijn. U roemt niet meer in eigen kracht, u weet dat alleen Gods genade u het leven schonk en in die genade wilt u leven. Uw hart verlangt ernaar om meer het Vaderhart te kennen, daarvoor onderzoekt u Zijn Woord en dat wekt in u het verlangen om in al uw doen en laten meer en meer te lijken op Jezus Christus, Die gekomen is om te dienen. Het onderwijs van de Heere Jezus roept ons op om goed te zijn voor onze naasten. Hij zegt: ‘Alle dingen dan, die gij wilt, dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo; want dat is de wet en de profeten, Matth. 7:12.’
Als ik hongerig ben, dan wil ik graag gevoed worden. Als ik naakt ben, dan wil ik graag gekleed worden. Als ik verdrukt wordt, dan wil ik ondersteunt worden. Als ik moet vluchten, dan hoop ik op een schuilplaats. Als ik ziek ben, dan wil ik graag verzorgd worden. Als ik gebrekkig ben, dan zou ik graag geholpen willen worden door iemand die dat met alle liefde doet. Als ik eenzaam ben, dan zou ik graag bezocht willen worden. Ik zou graag iemand hebben die mij troost, als ik verdrietig ben. Als ik het even niet meer zie zitten, dan hoop ik dat er iemand is die mij bemoedigen kan. En hoewel ik niet weet of er ooit een persoon zal zijn die dit aan mij zal doen, weet ik mij geborgen in Christus en word ik gedreven door Zijn liefde om dit alles te doen aan mijn naasten.
Terwijl ik dit deel besef ik mijn tekort aan liefde tot mijn naasten en bid ik of God mijn hart gevoeliger wil maken en wil vervullen met meer liefde tot mijn naasten, zodat ik de opdracht van Jezus in praktijk kan brengen.
De opdracht van Jezus zouden we ook kunnen omschrijven als het gebod van Jezus en dan doet de grote vraag zich voor of dat dit een nieuw gebod is? En als dit een nieuw gebod is overschrijft het dan al de voorgaande geboden?
Het is goed om naar Jezus Zelf te luisteren, in Markus 12 staat geschreven: ‘En Jezus antwoordde hem: Het eerste van al de geboden is: Hoor, Israël! de Heere, onze God, is een enig Heere. En gij zult den Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw verstand, en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod. En het tweede aan dit gelijk, is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Er is geen ander gebod, groter dan deze, vers 29-31.’ Wie van ons kan zeggen deze twee geboden met hart en ziel te hebben onderhouden vanaf de geboorte? Niemand van ons, want wij zijn allen overtreders tegen God en hebben van nature de zondige eigenschap om onszelf meer lief te hebben dan God en onze naasten. Wat een wonder van genade dat God de Vader in Zijn onbegrijpelijke liefde, Zijn Zoon geschonken heeft voor onze zonden opdat wij door het geloof zouden worden aangenomen als Zijn kinderen. Nu, wandelend door het geloof, mogen wij de voetstappen van Jezus drukken en doen wat Hij zou doen. Hij is niet alleen de Schepper van hemel en aarde maar ook de wetgever vanaf het begin en gekomen in het vlees, heeft Hij gezegd: ‘Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen. Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota noch een tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied, Matth. 5:17,18.’ Hij kwam om ons te verlossen van de vloek die op ons rustte vanwege de overtreding van Zijn geboden en ons te tonen hoe wij Zijn geboden in praktijk zouden moeten brengen. Nee, geen enkel gebod heeft Hij gebroken of aan de kant gezet, Hij heeft ons de diepste essentie van de geboden geleerd en dat is als het ware het vernieuwde gebod waar Hij over spreekt in het Evangelie van Johannes: ‘Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat ook gij elkander liefhebt, Joh. 13:34.’ Zoals Hij Zichzelf voor ons gaf zo mogen wij onszelf geven in Zijn dienst door God en onze naasten te dienen met een hart vol liefde. Dan omhelzen wij het grote gebod dat Jezus citeerde uit Deuteronomium 6 om God boven alles lief te hebben en onze naasten als ons zelf zoals we dat lezen in Leviticus 19.
De woorden van onze overdenking zeggen: ‘Alle dingen dan, die gij wilt, dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo; want dat is de wet en de profeten, Matth. 7:12.’ Waaruit wij kunnen opmaken dat de leer van Christus, geen nieuw leer is, nee Christus is niet gekomen om ons te verlossen van geboden maar om ons te verlossen van onze opstandigheid tegen die geboden. Als wij de geboden nauwkeurig onderzoeken dan ontdekken wij daarin vaders trouwe zorg voor ons en Zijn schepping. Dan ontdekken wij dat de wet en de profeten ons inderdaad leert om God boven alles lief te hebben en dat als wij Zijn geboden in praktijk brengen wij daarmee onze naasten dienen. Geve God ons een diep inzicht in deze waarheid die helaas bijna geheel verloren is gegaan opdat wij onszelf bekeren en terugkeren naar Gods getuigenis, wie weet Hij mocht Zich wenden en ons en ons land genadig zijn. Sluiten we af met de woorden van de profeet Micha: ‘Hij heeft u bekend gemaakt, o mens! wat goed is; en wat eist de HEERE van u, dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God? 6:8.’ Amen.
Wilco Vos Veenendaal 20-12-2017