Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Opdat wij hun geen aanstoot geven

‘En als zij te Kapernaüm ingekomen waren, gingen tot Petrus die de
didrachmen ontvingen, en zeiden: Uw Meester, betaalt Hij de didrachmen niet? Hij
zeide: Ja. En toen hij in huis gekomen was, voorkwam hem Jezus, zeggende: Wat
dunkt u, Simon! de koningen der aarde, van wie nemen zij tollen of schatting,
van hun zonen, of van de vreemden? Petrus zeide tot Hem: Van de vreemden. Jezus
zeide tot hem: Zo zijn dan de zonen vrij. Maar opdat wij hun geen aanstoot
geven, ga heen naar de zee, werp den angel uit, en den eersten vis, die opkomt,
neem, en zijn mond geopend hebbende, zult gij een stater vinden; neem dien, en
geef hem aan hen voor Mij en u, Matth. 17:24-27.’

In gedachten verplaatsen wij
ons naar de zee van Tiberias en nemen een kijkje in het plaatsje Kapernaüm. De
plaats die de Heere Jezus verkozen had tot Zijn woonplaats nadat hij in
Nazareth was opgegroeid. Het is de plaats waar Mattheüs, de schrijver van het
eerste Evangelie, als ook de schrijver van de geschiedenis die we nu overdenken
zijn tollenaarsbestaan achter zich liet om Jezus te volgen.

We zien een man lopen, in zijn
hand heeft hij iets dat lijkt op een hengel. Het is Petrus, hij loopt naar de
waterkant, zoals hij zo vaak heeft gedaan als visser, wonend in deze plaats.
Maar vandaag gaat hij anders op het water af dan op andere keren. Zijn hoofd is
vol gedachten, hij Petrus, door Jezus geroepen vanachter de netten om een
visser van mensen te worden, is nu door Jezus naar de waterkant gestuurd om een
vis te vangen. Een aantal maanden was hij samen met Jezus en de andere
discipelen op pad geweest, nu ze weer teruggekomen zijn in Kapernaüm, waren er
mannen gekomen die Petrus vroegen of Jezus de didrachmen ook betaalde. Zoals
gebruikelijk betaalde iedere man van twintig jaar oud en daarboven een
jaarlijkse bijdrage, de didrachmen, wat gelijk stond aan een halve stater. Deze
bijdrage was geen belasting aan de Romeinen maar werd geïnd door de Joden ten behoeve
van de tempel. Het was een traditie geworden in navolging van het gebod dat
gegeven werd bij de bouw van de Tabernakel. In Exodus 30 lezen we dat iedere
getelde van twintig jaar en ouder, het geld ter verzoening moest afdragen.
Petrus die al langere tijd met Jezus was opgetrokken en wist dat ook Hij Zijn
bijdrage jaarlijks afdroeg, antwoorde bevestigend. Daarna ging Petrus het huis
binnen en voordat hij ook maar iets aan Jezus had kunnen zeggen of vragen,
vroeg Jezus naar Petrus gedachten rond de te betalen belastingen aan de
koningen. Jezus vroeg wie er nu precies verplicht waren de belastingen te
betalen, de vreemden of de zonen. Voor Petrus was dat duidelijk, de vreemden
natuurlijk. Jezus had geantwoord: ‘Zo zijn
dan de zonen vrij.’
Maar’, zo vervolgde
Jezus; ‘opdat wij hun geen aanstoot
geven, ga heen naar de zee, werp den angel uit, en den eersten vis, die opkomt,
neem, en zijn mond geopend hebbende, zult gij een stater vinden; neem dien, en
geef hem aan hen voor Mij en u
.’

Daar liep Petrus nu, wat zal
er in zijn gedachten om zijn gegaan? Ja de koningen der aarde die vroegen hun
belastingen van de vreemden en niet van hun eigen kinderen. De zonen die zijn
vrij, was Jezus niet de Zoon van God en had Hij de Tempel niet het huis van
Zijn Vader genoemd? Wat een bijzondere situatie eigenlijk, Mozes had op bevel
van God het verzoeningsgeld gevraagd, nu was het een traditie geworden, maar
moest Jezus, de Zondeloze, verzoeningsgeld betalen? Jezus, Het Lam Gods,
gekomen om verzoening te doen voor de mensen had het huis van Zijn Vader
gezuiverd van de koophandelaren en gezegd: ‘Breek
deze tempel, en in drie dagen zal Ik dezelve oprichten (Joh. 2).’
Hij had
gesproken van Zijn Lichaam dat gebroken zou worden op het vloekhout van
Golgotha en na drie dagen weer op zou staan uit de dood. Jezus Zelf was de
tempel in Wie God de Vader Zijn welbehagen had. Nee, Jezus hoefde als Zoon van
God geen belasting te betalen voor een tempeldienst die spoedig ten einde zou
komen. Jezus zou de schaduw van de bloedige offers vervullen om verzoening te
brengen voor allen die in het geloof naar Hem hadden uitgezien en voor hen die
in Hem zouden geloven. Maar, hoewel Jezus niets verplicht was, wilde hij geen
aanstoot geven. Hij was er niet op uit om wantrouwen te zaaien. Ook vroeg Hij
niet naar Judas die het beheer over de kas had, nee de persoonlijk te betalen
bijdrage werd niet gehaald uit de gezamenlijke kas. Jezus, Die alle macht heeft
in hemel en op aarde gaf Petrus het bevel om een vis te gaan vangen en de
eerste vis die hij zou vangen zou een stater in de bek hebben. Die stater was
genoeg om de traditionele belasting te betalen voor Jezus en voor Petrus.

Hoe groot is onze God, Wie is
gelijk aan onze Heiland? O HEERE, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op heel
de aarde! David heeft zo treffend gedicht in de 8e Psalm: ‘Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt, en
de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt? En hebt hem een weinig minder gemaakt
dan de engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond? Gij doet hem
heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt
alles onder zijn voeten gezet; Schapen en ossen, alle die; ook mede de dieren
des velds. Het gevogelte des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der
zeeën doorwandelt, O HEERE, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse
aarde! vers 5-10.’
Daar gaat een vis, voor het oog van de mensen gewoon een
vis die een willekeurige route zwemt, en toch is er een almachtige God Die deze
vis bestuurt, een stater in de bek laat nemen en naar de plaats doet zwemmen
waar een man vol verwachting zit te wachten. Het is Petrus, zijn hengel hangt
boven het water, ja hij heeft beet, slaat aan en vol verwondering, stille
aanbidding en ontzag neemt hij de bijzondere vangst in handen. Hoe groot is
onze God, Wie is aan Hem gelijk?

Petrus, geroepen om een visser
van mensen te zijn, heeft door al deze bijzondere situaties moeten leren om
niet op eigen inzicht te vertrouwen maar op God en God alleen. Lieve vrienden,
Jezus is nog Dezelfde. Ook vandaag roept Hij op om ons vertrouwen op Hem te
stellen. Hij is niet gekomen om te veroordelen maar om te behouden, Hij is niet
gekomen opdat wij geërgerd zouden worden maar opdat wij ons vertrouwen op Hem
zouden stellen. Allen die dat doen, zijn nog nooit beschaamd uitgekomen. Ook
vandaag bestuurt Hij de vissen in de zee, de dieren op het land en de mensen,
hoe vijandig soms ook, zijn niets dan instrumenten in Zijn hand en kunnen zover
gaan als Hij het toelaat. Soms lijkt het alsof de wereld aan haar lot is
overgelaten, de zonde en ongerechtigheid neemt alleen maar toe, dood en verderf
is het nieuws van alle dag en toch, er is een God. Hij regeert, ja Hij heeft
alle macht in hemel en op aarde. Nog even en alle oog zal Hem zien en alle knie
zal zich voor Hem buigen.

Wat een bijzondere
geschiedenis, Jezus had gezegd in Mattheus 12 vers 6: ‘En Ik zeg u, dat Een, meerder dan de tempel, hier is.’ En toch
betaalde Hij de belasting zoals alle anderen dat deden. Later geeft Hij
onderwijs over het betalen van dat wat wij schuldig zijn aan de overheid. Nee,
Jezus heeft ons niet opgeroepen om ons te verzetten tegen de burgerlijke
wetten, instellingen en tradities die niet ingaan tegen het Woord van God. Hij
is gekomen om ons te verlossen van de gebondenheid aan de zonden, ja over te
zetten vanuit de duisternis in het Licht. Hij betaalde de tempelbelasting opdat
het schaduwachtige bloed zou vloeien totdat Hij Zelf als het Lam Gods geslacht
zou worden om te betalen met Zijn bloed wat wij verschuldigd waren. De schuld
tussen een zondig mens en een heilig en rechtvaardig God kan niet verzoend
worden met zilver of goud maar alleen door het schuilen achter het bloed van
Jezus Christus, de Zoon van de Levende God.

Als Jezus is gestorven,
begraven, opgestaan en opgevaren naar de hemel, vanwaar Hij spoedig komen zal,
zegt Petrus het zo mooi: ‘Wetende dat gij
niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele
wandeling, die u van de vaderen overgeleverd is; Maar door het dierbaar bloed
van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam, 1 Petr. 1:18,19.’

Vrienden, kent u deze Jezus? Gelooft en vertrouwt u dat u al uw zonden vergeven
zijn omdat Hij voor u de dood is ingegaan? Zo niet, maak dan ernst, haast u en
spoed u om uws levens wil, nu is het nog niet te laat. Het bloed van het Lam is
nog beschikbaar. Er is hoop, want Jezus leeft en Hij roept ook vandaag: ‘Komt herwaarts tot Mij allen die vermoeid
en belast zijt en Ik zal u rust geven, Matth. 11:28.’

Broeders en zusters in onze
geliefde Heiland. Wat een wonder van genade dat wij in Deze Jezus het leven
mochten vinden. God heeft onze ogen geopend voor onze ellendige toestand buiten
Hem, Hij liet ons Zijn liefde zien en heeft ons getrokken, gewassen en
gereinigd door het bloed van het Lam. Nu mogen wij in navolging van Jezus de
mensen om ons heen dienen door de liefde. Wij worden opgeroepen om in Zijn
voetstappen te wandelen. Hij was er niet op uit om mensen aanstoot te geven. We
kunnen dit ook vertalen met ergeren. Nee Jezus wilde toen en ook nu het
vertrouwen winnen van kinderen en volwassenen wie wij ook zijn, wat wij ook
geleerd, goed of fout gedaan hebben, Hij is ons vertrouwen waard. Wij mogen mensen
winnen voor het evangelie, laten wij bidden dat God ons steeds de liefde, het
geduld de wijsheid en de passie geeft zodat mensen niet geërgerd worden maar
getrokken tot onze Heere Jezus Christus. Zalig zij die aan Hem niet geërgerd
worden (Luk 7:23). Amen.

Wilco Vos Veenendaal 04-03-2019