Woorden van Jezus – over het leven na de dood
‘Te dienzelfden dage kwamen tot Hem de Sadduceen, die zeggen, dat er
geen opstanding is, en vraagden Hem. Zeggende: Meester! Mozes heeft gezegd:
Indien iemand sterft, geen kinderen hebbende, zo zal zijn broeder deszelfs
vrouw trouwen, en zijn broeder zaad verwekken. Nu waren er bij ons zeven
broeders; en de eerste, een vrouw getrouwd hebbende, stierf; en dewijl hij geen
zaad had, zo liet hij zijn vrouw voor zijn broeder. Desgelijks ook de tweede,
en de derde, tot den zevende toe. Ten laatste na allen, is ook de vrouw
gestorven. In de opstanding dan, wiens vrouw zal zij wezen van die zeven, want
zij hebben ze allen gehad? Maar Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gij dwaalt,
niet wetende de Schriften, noch de kracht Gods. Want in de opstanding nemen zij
niet ten huwelijk, noch worden ten huwelijk uitgegeven; maar zij zijn als
engelen Gods in den hemel. En wat aangaat de opstanding der doden, hebt gij
niet gelezen, hetgeen van God tot ulieden gesproken is, Die daar zegt: Ik ben
de God Abrahams, en de God Izaks, en de God Jakobs! God is niet een God der
doden, maar der levenden. En de scharen, dit horende, werden verslagen over
Zijn leer, Matth. 22:23-33.’
Nog maar net zijn de
Herodianen, met de volgelingen van de farizeeërs afgedropen, verwonderd over de
manier hoe Jezus hun valse strikvraag had doorzien en beantwoord of de volgende
aanval op de Zoon van God is alweer onderweg. Satan stelt alles in het werk om
de Waarheid te doen struikelen en de leugen te doen zegevieren, maar God zij
dank, Hij Die alle macht heeft in hemel en op aarde is niet te strikken. We zagen
hoe gezworen vijanden, de handen ineensloegen om Jezus te vangen en hoe God als
het ware de duivel het nakijken gaf door tot op vandaag verwondering te
bewerken over de Wijsheid die Hij heeft geopenbaard. Ook nu denken we na over
een aanval die op eenvoudige maar doeltreffende wijze wordt afgeslagen. Nu niet
uit de hoek van de vrome dienaren van de wet die in hun farizeïstische wandel
verstrikt zaten in bijgeloof en schijnheiligheid maar uit de hoek van hen die
de rede stelden boven het eenvoudige geloven. De sadduceeën, een andere partij
van dwaalleraars die met hun redeneringen de geopenbaarde waarheden van God
betwisten. Zij geloofden niet in een opstanding uit de dood, niet in engelen of
geesten (Hand. 23:8). Zij hadden weinig op met de farizeeërs die graag gezien
wilden worden, die vasthielden aan de oudheid en de heiligheid van de letter,
deze sadduceeën wilden vrij zijn in het denken, trokken dingen graag in twijfel
en rusten op eigen inzicht. Ook zij wagen, aangevuurd door de machten uit de
hel een aanval op Jezus, Die gekomen is om werkelijke vrijheid, heiligheid,
eerbied en gelukzaligheid te brengen.
Deze groepering beriep zich
graag op de Wet van Mozes, de bij ons bekende eerste vijf boeken van de Bijbel,
maar hechtten geen waarde aan de profeten en andere boeken van de Tenach of ons
bekende Oude Testament. Hierdoor mistten zij de troost die Job uittrok boven
alle omstandigheden: ‘Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de
laatste over het stof opstaan; En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen
hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen, Job. 19:25,26.’ Job had een
hoop die over alles heen zag, hij stelde zijn vertrouwen op zijn Verlosser en
wist dat hij straks na de dood voor altijd bij God zou zijn. Ook de troost van
een Jesaja moesten deze vrijheidsdenkers missen: ‘Hij zal den dood
verslinden tot overwinning, en de Heere HEERE zal de tranen van alle
aangezichten afwissen; en Hij zal de smaadheid Zijns volks van de ganse aarde
wegnemen; want de HEERE heeft het gesproken, Jes. 25:8.’ Hoe ernstig was de
toestand van deze intelligente mannen die met hun redeneren, vergaten God te
eren. Zij dachten dat dood, dood was en helaas zijn er ook velen die vandaag
denken dat de dood het einde betekent van ons bestaan. Voor hen zijn de woorden
van Daniël niet van waarde: ‘En velen van die, die in het stof der aarde
slapen, zullen ontwaken, dezen ten eeuwigen leven, en genen tot versmaadheden,
en tot eeuwige afgrijzing, Dan. 12:2’ Toch zullen onze redeneringen geen
verandering brengen in het plan van onze God. Hij volvoert Zijn raad en zal
alle mensen ter verantwoording roepen, hoe verschrikkelijk zal dat zijn voor
hen die dan ontdekken dat God werkelijk God is en alle macht heeft in hemel en
op aarde. Maar hoe heerlijk als wij nu aan deze kant van het graf onszelf al
hebben overgegeven aan God als schuldige zondaren die genade nodig hebben en
door het geloof de liefde van God hebben ontvangen in de vergeving van alle
zonden door het offer dat Christus onze Heiland heeft gebracht.
Hoe ontzagwekkend zal het
moment zijn als straks de farizeeërs en de sadduceeërs daar voor Jezus de
Rechter zullen staan met een mond vol tanden in het besef dat zij terwijl zij
Hem als Verlosser hebben ontmoet niet als Verlosser hebben willen kennen. “Bergen
valt op ons en heuvelen bedekt ons.” Zal klinken uit de monden van hen die
niet hebben gewild dat Jezus de Zoon van God Koning over hen zijn zou.
Vrienden, aan welke kant staat u? Hebben u en jij de knieën al gebogen voor God
in het besef dat je de dood waardig bent. Is er in uw leven al een moment
gekomen dat u de strijd moest opgeven en uzelf hebt uitgeleverd aan God in het
besef dat alleen bij Hem hulp, heil en eeuwig leven te vinden is? Er is hoop,
want Jezus is gisteren en vandaag, ja tot in alle eeuwigheid dezelfde. Zolang
als u leeft is er hoop, maar besef dat het vandaag uw laatste dag kan zijn.
Bekeert u vandaag tot God, buig uw knieën en neem de toevlucht tot de Vader
door het geloof in Jezus de Zoon van God.
Daar staan de sadduceeërs: “Meester!
Mozes heeft gezegd: Indien iemand sterft, geen kinderen hebbende, zo zal zijn
broeder deszelfs vrouw trouwen, en zijn broeder zaad verwekken. Nu waren er bij
ons zeven broeders; en de eerste, een vrouw getrouwd hebbende, stierf; en
dewijl hij geen zaad had, zo liet hij zijn vrouw voor zijn broeder. Desgelijks
ook de tweede, en de derde, tot den zevende toe. Ten laatste na allen, is ook
de vrouw gestorven. In de opstanding dan, wiens vrouw zal zij wezen van die
zeven, want zij hebben ze allen gehad?” De HEERE God heeft inderdaad een
gebod gegeven (Deut. 25:5) waarin Zijn trouwe Vaderzorg blijkt. Als een man
sterft en zijn vrouw kinderloos achterlaat dan zal de broer van de gestorvene
de weduwe trouwen en de eerste zoon die dan geboren wordt zal de naam van de
eerste man voortzetten. Zoals de rede meestal doet en gif zuigt uit dat waar
honing uitgezogen zou moeten worden, gebruiken deze redetwisters dit gebod van
God als een strik om de leer van de opstanding van de doden en het eeuwige
leven in twijfel te trekken. Hoe zal het er, uitgaande van de veronderstelling
dat er leven na de dood is, aan toegaan met deze zeven mannen en die ene vrouw?
Zullen zij haar moeten delen met elkaar? De rede loopt vast en dat is juist het
probleem waarom we zo voorzichtig moeten zijn met al dat geredeneer. Het komt
aan op geloof, vertrouwen en rusten op de Waarheid ons van God geopenbaard. De
Bijbel moet voor ons het begin en het einde zijn, Jezus moet voor ons de Weg,
de Waarheid en het Leven zijn en God de Vader moet voor ons onze schuilplaats
zijn waarbij we ons laten leiden door de Heilige Geest Die leidt in alle
Waarheid. Als wij het op een andere manier willen dan zullen we vastlopen. Het
redeneren zal uitlopen op een leven vol twijfel en ongeloof aan God en Zijn
gebod.
Jezus antwoordde: ‘Gij
dwaalt, niet wetende de Schriften, noch de kracht Gods.’ Hoe
verschrikkelijk als de leiders van het volk zelf niet geloven maar dwalen of
het nu op een vrome of goddeloze manier is. Voorgangers die mensen en
redeneringen hoger hebben staan dan het eenvoudige vertrouwen en geloven door
de liefde gedreven. Leraars die niet als Godsgezanten gedreven door de liefde
van Christus, de mensen bidden zich met God te laten verzoenen door hen te
wijzen op de volheid in Jezus Christus (2 Ko. 5:14,20) maar hen afhouden met
leugens en hersenspinsels. O verschrikkelijk zal het zijn voor deze leraars om
straks verantwoording af te moeten leggen van al hun woorden en daden. Het is
met hen net als met de farizeeërs en de sadduceeërs: zoals Paulus het zegt: ‘Maar
de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want
zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk
onderscheiden worden, 1 Kor. 2:14.’ Hun volgelingen staren zich blind op
een vrome wandel en mooie woorden maar zijn net als hun leerraars blind voor
het Koninkrijk Gods omdat zij geen geestelijk onderscheidingsvermogen hebben
ontvangen.
Jezus geeft een kleine blik in
de toekomst door te zeggen: ‘Want in de opstanding nemen zij niet ten huwelijk,
noch worden ten huwelijk uitgegeven; maar zij zijn als engelen Gods in den
hemel.’ Onze denkwijze over de toekomst is vaak zo vleselijk en kan niet
anders dan gebrekkig zijn omdat wij nu niet volmaakt zijn. Straks zal voor hen
die Jezus liefhebben alles volmaakt zijn en dan is vol ook echt vol, wat nu
misschien gebrekkig lijkt zal dan blijken alles overtreffend te zijn. Jezus
onderwijst hen verder vanuit de boeken van Mozes dat ook daar de opstanding van
de doden als een vaststaand feit verweven is in het onderwijs. In Markus 12
lezen we het zo: ‘Doch aangaande de doden, dat zij opgewekt zullen worden,
hebt gij niet gelezen in het boek van Mozes, hoe God in het doornenbos tot hem
gesproken heeft, zeggende: Ik ben de God Abrahams, en de God Izaks, en de God
Jakobs? vers 26.’
‘God is niet een God der
doden maar der levenden’, met andere woorden, Abraham, Izak en Jakob zijn
dan nu wel begraven maar dat betekent niet dat hiermee hun einde is gekomen.
Jezus zegt in Johannes 11: ‘Ik
ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook
gestorven; En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in
der eeuwigheid. Gelooft gij dat? Vers 25,26.’ De doden in het graf slapen
en wachten op de dag dat Jezus komt. Hoe zal die dag voor u zijn? Zal het een
ontmoeten zijn zonder angst en vreze of zal de angst van de hel u verschrikken?
Kiest dan vandaag wie u dienen
wilt, of u hebt Jezus lief als uw Heiland en Koning of u verwerpt Hem. Wat mij
en mijn huis aangaat, wij zullen de HEERE dienen! Wat is uw keuze? Amen.
Wilco Vos
Veenendaal 04-09-2019