Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Talitha Kumi!

‘Als Hij deze dingen tot hen sprak, ziet, een overste kwam en aanbad Hem, zeggende: Mijn dochter is nu terstond gestorven, doch kom en leg Uw hand op haar, en zij zal leven. En Jezus opgestaan zijnde, volgde hem, en Zijn discipelen. En als Jezus in het huis des oversten kwam, en zag de pijpers en de woelende schare, Zeide Hij tot hen: Vertrekt; want het dochtertje is niet dood, maar slaapt. En zij belachten Hem. Als nu de schare uitgedreven was, ging Hij in, en greep haar hand; en het dochtertje stond op. En dit gerucht ging uit door dat gehele land, Matth. 9:18,19,23-26.’

We dachten na over Mattheüs de tollenaar die Zijn leven overgaf op de roepstem van Jezus, Die sprak: ‘Volg Mij.’ Toen Jezus in het huis van Mattheüs was, zagen we hoe de farizeeërs commentaar leverden op het eten van Jezus met de tollenaren en de zondaren, en hoe de discipelen van Johannes kwamen en er niets van begrepen waarom Jezus en Zijn discipelen de traditie van het vasten niet volgden terwijl zij daar veel me bezig waren. Wat een droevig beeld wordt hier eigenlijk geschetst van de werkelijkheid die ook vandaag nog zo actueel is. Op het moment dat er een zondaar uit de duisternis wordt getrokken tot het wonderbaar licht, dan ontstaan er zoveel discussies. Maar al te vaak is er in de omgeving van de zojuist tot geloof gekomen, geredde zondaar, een onrust ontstaan, waarbij in plaats van blijdschap, om het gevonden schaap dat verloren was, er kritiek en commentaar geleverd wordt. Lieve vrienden, laten wij ons hart onderzoeken hoe wij reageren op het wondere werk van Gods genade. Lieve broeders en zusters, jullie die al lang op de weg van Gods genade wandelen of jullie die nog maar kort de voetstappen van de Meester drukken, hebt goede moed, laat u niet ontmoedigen. Hij die voor u de dood is ingegaan is vervolgd, bespot en veracht, over Hem werd slecht gesproken en zouden wij dan iets anders verwachten? ‘Hebt goede moed’, sprak Jezus; ‘In de wereld zult gij verdrukking hebben maar, Ik heb de wereld overwonnen.’

Na deze vragen die op Jezus afkwamen, zien we hoe Jaïrus, een overste van de synagoge, tot Jezus komt. Jaïrus heeft nu geen tijd voor discussies, hij is in grote nood en moet bij Jezus zijn. Zijn ongeveer twaalf jaar oude dochter ligt op sterven. Wat heeft het dan voor zin om te discussiëren? Deze vader ziet geen andere uitweg dan alleen in Jezus en spreekt tot Hem: ‘Mijn dochter is nu terstond gestorven, doch kom en leg Uw hand op haar, en zij zal leven.’ Wat een geloof klinkt erdoor in deze woorden. Het scheelt niet veel of zijn dochter is dood, maar Jaïrus gelooft dat de hand van Jezus, de Medicijnmeester, zijn dochter zal behouden. Wat is de reactie van Jezus? Hij zegt niet: ‘Jaïrus zoek je heil maar bij een ander want Ik ben nu in een belangrijke discussie’. Hij staat op en gaat mee met deze hulpbehoevende vader om te betonen dat Hij gekomen is om hen te helpen die de Medicijnmeester nodig hebben.

Wat zal Jaïrus verblijd zijn geweest. En terwijl zij op weg gaan naar het zieke meisje, is er wat oponthoud op de weg. Wat zal het gestormd hebben in het hart van deze bezorgde vader. Daar was geloof dat Jezus zijn dochter zou kunnen genezen, als het nu maar niet te laat zal zijn. Ach daar klinkt de boodschap al: ‘Uw dochter is gestorven; wat zijt gij de Meester nog moeilijk? Mark. 5:35.’ Wie kan omschrijven wat deze boodschap uitwerkte in het hart van deze vader? Wat een zegen om in zulke verdrietige omstandigheden bij Jezus te zijn, hoor wat Hij zegt: ‘Vrees niet, geloof alleenlijk.’

Twee eenvoudige woorden met zoveel diepte. Vrees en geloof, twee tegenovergestelde zaken waarvan de één zo gemakkelijk wordt toegelaten en de ander zoveel belemmerd wordt, doordat wij zien op de omstandigheden en niet op de Almachtige God. Vrees en twijfel of geloof en vertrouwen, het één is een vrucht van onszelf en het ander is dat wat vloeit uit God en gevonden wordt bij hen die zich aan Hem overgeven. De omstandigheden kunnen zo moeilijk zijn, de toekomst kan zo donker lijken en alle kracht, hoop en moed ontbreken. Als dan de stem van Jezus tot ons hart doordringt; ‘vrees niet, geloof alleen.’ en wij geven onszelf daaraan over, dan wordt het stil en vol vrede. Dan zien wij vol nieuwe hoop en moed van onszelf en de omstandigheden af naar omhoog en weten; wat God doet is goed.

Daar loopt Jaïrus met Jezus en Zijn drie discipelen, Petrus, Jakobus en Johannes. Wat zullen zij vol verwachting hebben uitgezien naar de dingen die gebeuren zouden. Straks zullen zij staan bij een dood meisje, wat zal Jezus doen? Ze hadden gezien hoe Hij Zijn hand legde op de melaatse man en hoe hij gereinigd werd. Ze hadden gehoord hoe Hij sprak tot de gelovige hoofdman over honderd en vernomen hoe zijn knecht genezen werd. Hij had de koorts van de schoonmoeder van Petrus bestraft zoals Hij later de wind en de zee toesprak, die ook Hem moesten gehoorzamen. Ze hadden gezien hoe Hij de duivelen uitwierp uit de bezetenen en hoe Hij de verlamde man genas, die van zijn bed opstond. Wat zou er deze keer gebeuren?

Als ze bij het huis komen, ontmoeten zij de mensen die huilen en treurmuziek maken vanwege het gestorven meisje dat straks begraven zal worden. Wat een beproeving voor vader Jaïrus, wat wordt er hier geschud aan het geloof van deze man. Hoor daar klinkt de stem van Jezus, die de mensen wegstuurt: ‘Wat maakt gij beroerte en wat weent gij? Het kind is niet gestorven maar het slaapt, Mark. 5:39.’ Ongetwijfeld zal verbazing over deze woorden het hart van de discipelen en Jaïrus vervuld hebben. En terwijl de mensen lachen om de woorden van Jezus gaat Hij samen met zijn drie discipelen en de vader en moeder van het meisje het vertrek binnen waar ze ligt. Wat een bijzonder moment. Hier ontmoet de Bron van alle leven de verschrikkelijke werkelijkheid die over ons mensen is gekomen als gevolg van de zonde. Hier staat het Leven, oog in oog met de dood. Toch is voor Hem de dood niet dat wat het voor ons is. Hij bezit alle macht in hemel en op aarde. Hij sprak: ‘Er zij licht, en er was licht’. Hij riep Adam uit het stof van de aarde tot leven en grijpt hier de hand van het meisje en spreekt: ‘Talitha kumi’, wat in onze taal betekent: ‘dochter sta op.’ En terstond staat zij op en wandelt. O welk een Vriend is onze Jezus! Wat een vreugde om niet alleen van Hem gehoord te hebben maar ook bij Hem de toevlucht te nemen. Wat een vreugde om Hem te kennen, te beminnen en te volgen. Laten we stil worden en iets van de verwondering die de harten van deze ouders en de discipelen heeft vervuld tot ons laten doordringen.

Wat uw toestand ook is, zie op Jezus, vrees niet, geloof alleen en u zult grote wonderen ontmoeten. Persoonlijk en als gezin kunnen wij spreken van vele wonderen en toch kan ik geen groter wonder benoemen dan het feit dat Hij mij riep vanuit de dood tot het leven. Eens was ik dood in mijn zonden en misdaden en zocht niet naar God, Zijn liefde en Zijn eer. Maar toen Hij mij opzocht, trok uit de duisternis en riep tot het wonderbaar Licht, toen moest de duisternis wijken en kon ik zeggen: ‘Ik was blind maar nu mag ik zien. Ik was dood en nu mag ik leven.’ Als wij oog in oog komen met deze LevensVorst dan moet de dood wel wijken. Tot de verdrietige Martha van wie de broer was gestorven sprak Hij: ‘Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven; En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat? Joh. 11:25,26.’ De vraag die Jezus aan Martha stelde, komt ook tot ons, geloven wij dat als wij in Hem geloven wij het eeuwige leven ontvangen? Dat is de belofte en de verzekering die God ons gaf in Zijn Zoon Die het Zelf gesproken heeft: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe, Joh. 3:16.’

Kom vrienden, ouders, meesters en juffrouwen laten wij de kinderen tot Jezus brengen. Hoe moeilijk de situatie ook lijkt, hoe eigenwijs, tegendraads en opstandig de kinderen misschien ook uit de hoek kunnen komen, laten wij ons oog richten op Hem die gezegd heeft: ‘Laat de kinderen tot Mij komen en verhindert hen niet, want dezulken is het Koninkrijk der hemelen.’ Hij spreekt en het is er. Het meisje stond op uit de dood zoals ook Lazarus opstond uit de dood. Jezus Zelf heeft de dood overwonnen en allen die in Hem geloven zullen in eeuwigheid niet door de dood overwonnen worden. Nog een kleine tijd en Zijn stem zal klinken en dan zullen wij zien hoe ook Zijn belofte in vervulling zal gaan: ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven, Joh. 5:24,25.’ Amen.

Wilco Vos Veenendaal 23-03-2018