Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Tevergeefs eren zij Mij lerende leringen die geboden van mensen zijn

‘Toen kwamen tot Jezus enige Schriftgeleerden en Farizeen, die van
Jeruzalem waren, zeggende: Waarom overtreden Uw discipelen de inzetting der
ouden? Want zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood zullen eten. Maar
Hij, antwoordende, zeide tot hen: Waarom overtreedt ook gij het gebod Gods,
door uw inzetting? Want God heeft geboden, zeggende: Eert uw vader en moeder,
en: Wie vader of moeder vloekt, die zal den dood sterven. Maar gij zegt: Zo wie
tot vader of moeder zal zeggen: Het is een gave, zo wat u van mij zou kunnen
ten nutte komen; en zijn vader of zijn moeder geenszins zal eren, die voldoet.
En gij hebt alzo Gods gebod krachteloos gemaakt door uw inzetting. Gij
geveinsden! Wel heeft Jesaja van u geprofeteerd, zeggende: Dit volk genaakt Mij
met hun mond, en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij;
Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden van mensen zijn.
Matth. 15:1-9.’

We ontmoeten de Zoon van God
in gesprek met de Schriftgeleerden en de farizeeën. Van Jeruzalem gekomen
zullen ze ongetwijfeld gehoord hebben van de grote wonderen die Jezus hier rond
het meer van Galilea gedaan heeft. Als geleerden, onderwezen in de wet en de
profeten mochten zij het volk voorgaan in een zuivere wandel waarbij God geëerd
werd vanuit een oprecht hart en met een liefdevolle toewijding. Maar helaas,
het hart van deze mannen was niet oprecht aan God en Zijn heilige wet
verbonden. Zij gingen door voor vrome mannen, maar hun vroomheid was niets dan
een laagje vernis. En hoewel de meesten het vernis voor echt aanzagen, prikte
Jezus er dwars doorheen.

‘Waarom overtreden Uw discipelen de inzetting der ouden?’ Zo klonk
de vraag uit hun monden. Daar staat nu Rabbi Jezus tegenover de mannen van
aanzien, zij die zo scherp toezagen op de naleving van de regels, hadden iets
aan te merken op de discipelen van Jezus. De inzettingen van de zo
gerespecteerde ouden werd niet nageleefd. Hoe kon een Rabbi nu zulke dingen
toelaten, hoe was het mogelijk dat Hij toeliet dat zijn discipelen hun handen
niet wasten voor het brood eten? Foei, wat een zondige mannen waren de
discipelen van Jezus. Nee, het ging hier niet zomaar over het wassen van vuile handen
voor het eten maar om de rituele wassingen die de ouden hadden ingesteld, zoals
we ook op kunnen maken uit de woorden die Markus toevoegt: ‘Want de Farizeen en al de Joden eten niet, tenzij dat zij eerst de
handen dikmaals wassen, houdende de inzettingen der ouden. En van de markt
komende, eten zij niet, tenzij dat zij eerst gewassen zijn. En vele andere
dingen zijn er, die zij aangenomen hebben te houden, als namelijk de wassingen
der drinkbekers, en kannen, en koperen vaten, en bedden, Mark. 7:3,4.’
Het
was een heilige gewoonte geworden om met een speciaal kannetje de handen
verschillende malen te overgieten waarbij een zegenspreuk werd uitgesproken.

Tegen het wassen van de handen
door het overgieten vanuit een kannetje kunnen wij niets inbrengen, daar is niets
mis mee en toch, het was meer dan dat, het was een heilig ritueel geworden en
het achterwege laten van het wassen werd dus als zondig gezien. Sommige rabbi’s
zagen het overtreden van dit gebod gelijk aan overspel. Juist vanuit dit
oogpunt, is dit niet zomaar een onschuldig ritueel maar een juk dat mensen
elkaar hebben opgelegd en het geweten verontreinigd.

Jezus antwoordt hen op een
bijzondere manier: ‘Waarom overtreedt ook
gij het gebod Gods, door uw inzetting?’
of zoals Markus het verwoordt: ‘Gij doet zeker Gods gebod wel te niet,
opdat gij uw inzettingen zoudt onderhouden, Mark. 7:9.’
Een scherpe
vermaning die de focus legt op de verkeerdheid van het hart. Jezus legt als het
ware de bal terug en houdt de farizeeën en de Schriftgeleerden een spiegel
voor. ‘Jullie kunnen nu wel aanmerkingen maken op de discipelen die jullie
zogenaamd heilige geboden overtreden maar hebben jullie niet in de gaten hoe
jullie met al jullie tradities, regels en geboden, zelf Gods geboden overtreden?’
‘Want God heeft geboden, zeggende: Eert
uw vader en moeder, en: Wie vader of moeder vloekt, die zal den dood sterven. Maar
gij zegt: Zo wie tot vader of moeder zal zeggen: Het is een gave, zo wat u van
mij zou kunnen ten nutte komen; en zijn vader of zijn moeder geenszins zal
eren, die voldoet.’
Hoewel God ons, in Zijn heilige tien geboden, heeft
duidelijk gemaakt dat wij onze ouders moeten eren en daar een belofte van een
lang leven aan gekoppeld heeft, hebben de farizeeërs en de Schriftgeleerden dit
gebod krachteloos gemaakt, en als het ware aan de kant geschoven om zichzelf te
verrijken. Als iemand zijn inkomsten aan de tempel schonk, (waarvan de
farizeeërs en de Schriftgeleerden leefden), of een belofte deed dit te zullen
doen, dan verviel daarmee hun verplichting om voor hun ouders te zorgen. Als
ouders in nood waren, dan kon men eenvoudig zeggen: “Sorry maar dat wat aan u
besteed had kunnen worden, heb ik geofferd.” Zo werd op een vrome wijze het
gebod van God overtreden en ouders onteerd. Zo zegt Jezus: ‘En gij hebt alzo Gods gebod krachteloos gemaakt door uw inzetting. Gij
geveinsden! Wel heeft Jesaja van u geprofeteerd, zeggende: Dit volk genaakt Mij
met hun mond, en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van
Mij; Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden van mensen
zijn.
‘ Wat een ernstige situatie, de woorden van Jesaja, die we vinden in
het 29e hoofdstuk waren niet alleen van toepassing in de tijd van
Jesaja maar ook in de tijd van Jezus.

Lieve vrienden, wat een
ernstige woorden: ‘Tevergeefs eren zij
Mij.’
Alles, hoe vroom, oog of oor strelend het ook mag lijken, blijkt
tevergeefs te zijn. God wordt niet geëerd door het naleven van mensengeboden
die verheven zijn tot iets heiligs. God wordt geëerd door aanbidders die Hem
aanbidden in geest en in waarheid. Door hen die omhoogzien en weten dat zij
door genade alleen zullen ingaan in de heerlijkheid, die Christus Jezus bereidt
voor allen die Hem in het geloof volgen.

Wat een les voor ons vandaag. Het arglistige hart van de farizeeër,
het subtiele verdraaien van Gods woorden tot een Godsonterende leugen is ook
vandaag nog onder ons te vinden. De farizeeër wist precies de zogenaamde zonden
aan te wijzen bij de volgelingen van Jezus maar zag niet in dat zijn eigen
vrome vormendienst niets anders was dan het naleven van mensengeboden en
onteren van Gods heilige Woord. We zouden eerlijk onze handel en wandel moeten
toetsen aan Gods getuigenis. Ook vandaag wordt door veel mensen de
getuigenissen en tradities van de voorvaderen verheven boven Gods Woord. De
zogenoemde formulieren die naast de Bijbel worden gelezen zijn een obstakel
geworden in het eenvoudig geloven van wat Gods Woord ons leert. Hoewel onze
vrome vaderen met alle goede bedoelingen vanuit hun Godvrezende hart zaken op
papier hebben gezet wil dat niet zeggen dat dit heilig en onweerlegbaar zou
kunnen zijn. Vanuit de verschrikkelijke Roomse traditie is bijvoorbeeld de
kinderdoop zo heilig geworden, dat zij die daaraan twijfelen of er zich tegen
uitspreken worden verketterd. Misschien begrijpelijk, maar is dit ook juist?
Volgen wij hierin de voetsporen van de Heere Jezus of die van de farizeeërs? De
Bijbel leert op vier plaatsen dat er niets mag worden toegevoegd of afgedaan
aan de Woorden van God en toch durven veel mensen te beweren dat de zondag door
God is ingesteld en geheiligd dient te worden. Waarom? Omdat zij misleid zijn
door de Roomse kerk die eigenmachtig de geboden heeft veranderd. We zouden nog even kunnen doorgaan met de
christelijke feestdagen die nooit door God maar door Rome zijn ingesteld en zo
zijn mensengeboden verheven boven Gods geboden. De farizeeër van vandaag ziet veel
zonden, het verdraaien van Gods Woord en het afhouden van de mensen van de
Heere Jezus, over het hoofd maar veroordeelt ten strengste hen die zich in het
geloof laten dopen en Christus volgen op een wijze die ingaat tegen de
overleveringen van de vaderen.

Als voor ons bepaalde dingen
heilig zijn dan is het goed om deze te toetsen aan het Woord van God. 

Als God
leert dat wij onmondige kinderen moeten dopen of dat de Heere Jezus de tien
geboden heeft aangepast en ons heeft duidelijk gemaakt dat wij na Zijn
opstanding de zondag moeten zien als rustdag, dan moet dat in Zijn Woord te
vinden zijn, zo niet, dan zijn het mensengeboden. Is het dan verkeerd om jonge
kinderen te dopen? Ja! Zeker als wij er beloften aan koppelen. Is het verkeerd
om op een zondag samen te komen om God te loven en te prijzen? Nee, maar wel
als wij zeggen dat deze dag heilig of door God ingesteld is! Laten wij
terugkeren tot de Waarheid en uit Zijn mond leren hoe wij wandelen moeten, zien
wij daarbij op naar boven, biddend om de volheid van Gods Geest. Dan zullen wij
Hem liefhebben boven alles en onze naasten als onszelf. Dan kunnen wij elkaar
bemoedigen, opscherpen en samen het goede zoeken waarbij wij in geduld met
elkaar uitzien naar de dag dat Jezus komt. O wat een dag zal dat zijn. Kom
vrienden, laten wij het juk dat mensen ons opleggen van ons afschudden en Jezus
volgen, want, Zijn juk is zacht en Zijn last is licht. Hallelujah. Amen

Wilco Vos Veenendaal 17-12-2018