Woorden van Jezus tot de uitverkoren verrader
‘En op den eersten dag der
ongehevelde broden kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende tot Hem: Waar wilt
Gij dat wij U bereiden het pascha te eten? En Hij zeide: Gaat heen in de stad
tot zulk een, en zegt hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij, Ik zal bij u
het pascha houden met Mijn discipelen. En de discipelen deden gelijk Jezus hun
bevolen had, en bereidden het pascha. En als het avond geworden was, zat Hij
aan met de twaalve. En toen zij aten, zeide Hij: Voorwaar Ik zeg u, dat een van
u Mij zal verraden. En zij zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk
van hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere? En Hij antwoordende zeide: Die de
hand met Mij in den schotel indoopt, die zal Mij verraden. De Zoon des mensen
gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar wee dien mens door welken de
Zoon des mensen verraden wordt; het ware hem goed, zo die mens niet geboren
ware geweest. En Judas, die Hem verried, antwoordde en zeide: Ben ik het,
Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Matth. 26:17-25.’
We zagen hoe Maria, de zus van
Martha en Lazarus haar Meester zalfde en met haar haren de voeten van Hem, Die
zij zo lief had droogde. Judas, één van de twaalf discipelen, was boos geworden
om deze verkwisting, want hij had het geld liever dan Hem die hij volgde. Jezus
nam het voor haar op en gaf aan dat overal waar het evangelie gehoord zou
worden, ook aan haar gedacht zou worden.
In de geschiedenis die we nu
overdenken komt openbaar dat Judas, hoewel een volger van Jezus, ja een
uitverkorenen door Jezus, toch een ongelovige blijkt te zijn onder aanvoering
van de duivel.
In Lukas 22 lezen we dat de satan
in Judas kwam. Na zoveel verleidingen van satan had Judas wel bewezen een
gierige liefhebber van het geld en de leugen te zijn, nu was de tijd gekomen dat
satan het hele hart van Judas kon innemen. Hij ging tot de overpriesters en de
hoofdmannen om te overleggen hoe zij Jezus zouden kunnen vangen. Lukas
schrijft: ‘En zij waren verblijd en zijn het eens geworden, dat zij hem geld
geven zouden, 22:5.’ Wat een onthutsende woorden, hier zien we de mannen
die het volk zouden moeten voorgaan in het spoor der gerechtigheid, samen
vergadert met één van Jezus volgelingen. Samen zijn ze blij omdat hun helse
plan eindelijk lijkt te slagen. Hier openbaren ze zich als adderengebroed, als
kinderen van de hel. Terwijl Maria haar geliefde zalfde met olie ter waarde van
300 penningen, verkoopt Judas hier zijn Meester voor 30 zilveren penningen (120
penningen). Voor Maria was Jezus alles waard terwijl Judas Hem verkoopt voor
het bedrag dat een Hebreeuwse slaaf waard was. Arme Judas, hoe verschrikkelijk
om op zo’n wijze je ziel te verkopen en zo de Schriften te vervullen, want er
stond geschreven: ‘En zij hebben mijn loon gewogen, dertig zilverlingen,
Zach. 11:12b.’
Hoe heerlijk om toch steeds weer
opnieuw te zien dat God alle dingen overziet, van eeuwigheid tot eeuwigheid is
Hij Dezelfde. De Ik Ben, de Almachtige. Hij bestuurt alle dingen tot een zeker
doel. Petrus en Johannes worden uitgezonden om de Pesachmaaltijd in gereedheid
te brengen. Als zij Hem vragen waar zij dat moeten doen, antwoord Jezus: ‘Ziet,
als gij in de stad zult gekomen zijn, zo zal u een mens ontmoeten, dragende een
kruik waters; volgt hem in het huis, daar hij ingaat. En gij zult zeggen tot
den huisvader van dat huis: De Meester zegt u: Waar is de eetzaal, daar Ik het
pascha met Mijn discipelen eten zal? En hij zal u een grote toegeruste
opperzaal wijzen, bereidt het aldaar. En zij, heengaande, vonden het, gelijk
Hij hun gezegd had, en bereidden het pascha, Lukas 22:10-13.’
Misschien bent u vandaag wel de
aangewezen persoon om een ander de weg te wijzen, hoe gelukkig is het om ons
leven veilig te weten in Gods handen. Hoe heerlijk is het als we meer en meer
ontdekken Wie God is en ons geheel leren overgeven aan Hem. Hij heeft geen lust
aan onze dood maar roept ons op tot bekering, (Ez. 18:32). Als we zo ons oog
omhoog richten en in afhankelijkheid van Hem onze weg gaan waarbij wij onszelf
alleen door het geloof uit genade geborgen in de Heere Jezus Christus weten,
dan zijn wij de gelukkigste van alle mensen.
De discipelen hebben de man met
de kruik gevolgd en in de grote eetzaal de maaltijd voorbereid. Wat zal er door
hun gedachten zijn gegaan, toen ze de man met de kruik volgden en de bovenzaal
binnengingen? Volgens Mattheüs hebben zij als wachtwoord moeten zeggen: ‘De
Meester zegt: Mijn tijd is nabij.’ Ik zou de gesprekken graag hebben willen
volgen, ze wisten dat hun Meester zou gaan sterven maar ook weer op zou staan
en hoewel ze het wisten drong het niet tot hen door.
Eindelijk is het zover, daar zit
Jezus met Zijn twaalf discipelen. ‘Ik heb grotelijks begeerd dit Pascha met
u te eten.’ Klinkt het uit Zijn mond. Wat een heerlijke troostrijke woorden
ook voor hen die vandaag het brood mogen breken en de beker drinken in
gedachtenis aan wat Hij deed en tegelijk met het verlangen naar Zijn komst, om
voor altijd met Hem te zijn. Te weten een uitverkorenen te zijn, te weten Hem
lief te hebben en Hem te willen volgen al de dagen van het leven. Te genieten
hoe de genade van God ons hart vervuld met vrede en liefde en ons karakter meer
en meer vormt naar het beeld van Hem Die wij zo liefhebben.
We zien als het ware de ogen van
Jezus langs Zijn discipelen gaan en horen Hem zeggen: ‘Ik weet, welke Ik
uitverkoren heb; maar dit geschiedt, opdat de Schrift vervuld worde: Die met
Mij het brood eet, heeft tegen Mij zijn verzenen opgeheven. Van nu zeg Ik het
ulieden, eer het geschied is, opdat, wanneer het geschied zal zijn, gij geloven
moogt, dat Ik het ben, Joh. 13:18,19.’ Opnieuw kondigt Jezus hier Zijn
alwetendheid aan met het doel het geloof te versterken dat Hij de ‘Ik Ben’ is.
De Schrift moest vervuld worden. In Psalm 41 profeteerde de profeet: ‘Zelfs
de man mijns vredes, op welken ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft de
verzenen tegen mij grotelijks verheven, vers 10.‘ De vervolging, de
gevangenneming, het lijden en het sterven is niet zomaar bij toeval over Jezus
gekomen of uit blinde haat van de satan, het moest geschieden. Het Lam moest
geslacht worden.
Maar dan klinkt ook de schokkende
boodschap van een ontroerde Jezus: ‘Voorwaar Ik zeg u, dat één van u Mij zal
verraden.’ Schokkend voor hen die daar zaten met hun geliefde Meester, het
was alsof een pijl hun hart doorstak. Grote droefheid vervuld hen en de vraag
klinkt: ‘Ben ik het, Heere?’ Lieve Meester, bedoelt U nu te zeggen dat
ik U zal verraden? Ze kijken naar elkaar en zijn in twijfel, wie van hen zal
toch dit doen?
Jezus geeft hun een teken, in
Johannes 13 lezen we: ‘Deze is het, dien Ik de bete, als Ik ze ingedoopt
heb, geven zal. En als Hij de bete ingedoopt had, gaf Hij ze Judas, Simons
zoon, Iskariot, vers 26.’ Precies zoals de Psalm het had voorzegt. Opnieuw
vaart satan in Judas en als Jezus Hem dan zegt: ‘Wat gij doet, doe het
haastig.’ Dan staat Judas op om zijn helse plan ten uitvoer te brengen. Hoe
verschrikkelijk om zo met Jezus te hebben opgetrokken, Hem zoveel woorden van
liefde te hebben horen spreken, Zijn wonderen en tekenen te hebben gezien, met
Hem gegeten en gedronken te hebben en dan zo openbaar te komen als een
uitverkorenen die de verwerping verkiest.
Voor Jezus was het geen
verassing: We lezen: ‘En als het dag was geworden, riep Hij Zijn discipelen
tot Zich, en verkoos er twaalf uit hen, die Hij ook apostelen noemde, Luk.
6:13.’ Twaalf heeft Hij er verkozen, ‘maar’ zo zegt Hij in Johannes: ‘er
zijn sommigen van ulieden, die niet geloven. Want Jezus wist van den beginne,
wie zij waren, die niet geloofden, en wie hij was, die Hem verraden zou, Joh.
6:64.’ Zo lezen we ook in Johannes 6:70: ‘Jezus antwoordde hun: Heb Ik
niet u twaalf uitverkoren? En een uit u is een duivel.’ Eén uit u is een
duivel.
Vrienden, broeders en zusters,
deze geschiedenis is niet geschreven om ons bang te maken maar wel om ons op te
scherpen en onszelf te blijven onderzoeken. 1 Korinthe 10 roept op tot het
beproeven van onszelf. Wij hoeven anderen niet aan te wijzen als duivels maar
moeten waakzaam zijn om niet te vallen in dezelfde strikken als Judas. Is Jezus
ons alles waard? Staan we aan de kant van Maria, waar zelfverloochening en een
allesovertreffende liefde het hart vervuld of staan we aan de kant van Judas
waar andere zaken belangrijker zijn dan Jezus en ons volgen zal eindigen in
haten en verraden? De Heere zegene ons. Amen.
Wilco Vos Veenendaal 29-01-2020