Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Vergeef niet zevenmaal maar tot zeventig maal zevenmaal

‘Toen kwam Petrus tot Hem, en zeide: Heere! hoe menigmaal zal mijn
broeder tegen mij zondigen, en ik hem vergeven! Tot zevenmaal? Jezus zeide tot
hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal, maar tot zeventigmaal zeven maal. Daarom
wordt het Koninkrijk der hemelen vergeleken bij een zeker koning, die rekening met
zijn dienstknechten houden wilde. Als hij nu begon te rekenen, werd tot hem
gebracht een, die hem schuldig was tienduizend talenten. En als hij niet had,
om te betalen, beval zijn heer, dat men hem zou verkopen, en zijn vrouw en
kinderen, en al wat hij had, en dat de schuld zou betaald worden. De
dienstknecht dan, nedervallende, aanbad hem, zeggende: Heer! wees lankmoedig
over mij, en ik zal u alles betalen. En de heer van dezen dienstknecht, met
barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, heeft hem ontslagen, en de schuld hem
kwijtgescholden. Maar dezelve dienstknecht, uitgaande, heeft gevonden een
zijner mededienstknechten, die hem honderd penningen schuldig was, en hem
aanvattende, greep hem bij de keel, zeggende: Betaal mij, wat gij schuldig
zijt. Zijn mededienstknecht dan, nedervallende aan zijn voeten, bad hem,
zeggende: Wees lankmoedig over mij, en ik zal u alles betalen. Doch hij wilde
niet, maar ging heen, en wierp hem in de gevangenis, totdat hij de schuld zou
betaald hebben. Als nu zijn mededienstknechten zagen, hetgeen geschied was,
zijn zij zeer bedroefd geworden; en komende, verklaarden zij hunnen heer al wat
er geschied was. Toen heeft hem zijn heer tot zich geroepen, en zeide tot hem:
Gij boze dienstknecht, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, dewijl gij mij
gebeden hebt; Behoordet gij ook niet u over uw mededienstknecht te ontfermen,
gelijk ik ook mij over u ontfermd heb? En zijn heer, vertoornd zijnde, leverde
hem den pijnigers over, totdat hij zou betaald hebben al wat hij hem schuldig
was. Alzo zal ook Mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet van harte vergeeft
een iegelijk zijn broeder zijn misdaden, Matth. 18:21-35.’

De Heere Jezus leert dat alles
wat de voortgang van het Koninkrijk der hemelen in de weg staat moet voorkomen
worden. In de context van de ergernis en de aanstoot die mensen elkaar kunnen
geven, hebben wij gezien hoe belangrijk het is om de broeder of zuster die
tegen ons gezondigd heeft, te vergeven. Nu komt Petrus met de vraag hoe vaak we
de broeder moeten vergeven die tegen ons zondigt. Een hele goede vraag en een
vraag die het overdenken meer dan waard is. Als wij een hand over ons hart
halen en de broeder of zuster vergeven dan is het voor ons de grote opdracht om
te blijven staan in die vergevingsgezinde geest. Als broeder Jan tegen mij
zondigt, hij zijn schuld erkent en ik het hem vergeef, dan is het de vraag hoe
ik reageer als de situatie zich opnieuw voordoet. Moet ik opnieuw vergeven en
zo ja tot hoe vaak? Petrus vraagt of hij tot zevenmaal moet vergeven? Jezus
antwoord; ‘niet tot zevenmaal maar tot zeventig maal zevenmaal.’

Vanuit menselijk perspectief
bekeken, een onmogelijke opdracht, ik vind zevenmaal al heel veel, ze moeten je
maar eens pijn doen en dan na vergeving weer pijn doen en dan maar blijven
vergeven. Zeventig maal zevenmaal, dat is vierhonderdennegentig maal. Nee, dat
is niet te bevatten. Gelukkig heeft de Heere Jezus Zijn antwoord onderbouwd en
krijgen wij een dieper inzicht waarop onze vergevingsgezindheid gegrond zou
moeten zijn.

Het Koninkrijk der hemelen
wordt vergeleken bij een koning die zijn onderdanen ter verantwoording roept.
We zien een schuldige voor de koning staan. Tienduizend talenten staat hij in
de schuld bij zijn heer. Voor ons beeld; 1 talent staat gelijk aan 6000
penningen, 1 penning staat gelijk aan een gemiddeld dagloon. De man die hier
voor de koning staat heeft dus een schuld van 10.000 x 6.000 daglonen, dat is
omgerekend zo’n 200.000 jaar werken. Wij zouden zeggen, een niet te betalen
schuld. De man die niet kan betalen, krijgt te horen dat hij samen met vrouw en
kinderen en alles wat hij heeft, verkocht zal worden, want de schuld moet
worden betaald. De knecht valt neer en smeekt: ‘Heere, wees lankmoedig over mij, en ik zal alles betalen.’ De
koning is een barmhartige man en innerlijk bewogen, ontfermt hij zich over de
schuldige door hem alles kwijt te schelden. Wat een genade! Onbevattelijke
goedheid, wat een blijdschap moet het hart van deze man vervuld hebben. Maar
kijk, daar loopt hij over straat, ziet een ander lopen en grijpt hem bij de
keel en zegt: ‘Betaal mij wat gij
schuldig zijt.’
De benauwde man valt aan zijn voeten en smeekt om genade en
wil alles betalen. Ja hij zal zijn best doen om die 100 penningen te betalen. Maar
de man weet van geen genade en werpt hem in de gevangenis totdat de schuld
betaald zou zijn.

Om dit verhaal in een
duidelijke verhouding te plaatsen zien we hier de man die zojuist vergelijkenderwijs
van zes miljoen euro is verlost een ander bij de keel grijpen waarvan hij nog
één euro tegoed heeft.

De koning krijgt het te horen
van verdrietig geworden knechten en laat hem direct komen. ‘Gij boze dienstknecht, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, dewijl
gij mij gebeden hebt; Behoordet gij ook niet u over uw mededienstknecht te
ontfermen, gelijk ik mij over u ontfermd heb?’
Boos laat de koning de
knecht overleveren aan de pijnigers totdat alles betaald zou zijn.

Ongetwijfeld zult u net als ik
verontwaardigd zijn over het gedrag van deze ondankbare vrijgekochte knecht die
liet zien niets te begrijpen van genade. Juist dit is de bedoeling van het
onderwijs dat de Heere Jezus ons hier geeft. Hij zegt: ‘Alzo zal ook Mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet van harte
vergeeft een iegelijk zijn broeder zijn misdaden.’

We moeten diep doordrongen
zijn van wat vergeving nu precies is, als we dit missen dan zullen we anderen
niet kunnen vergeven. Als wij beseffen dat ons een onbetaalbare schuld vergeven
is, zouden we dan de gebreken, hoe pijnlijk soms ook, van onze broeder en
zuster niet kunnen vergeven?

Wij mensen hebben gezondigd
tegen God, de Schepper van hemel en aarde en niets kan dit van onze kant nog
goedmaken. Geen werk, hoe goed ook, kan de schuld die gemaakt is vereffenen. Nu
is Jezus Christus de Zoon van God gekomen om te betalen wat wij niet kunnen
betalen. God de Vader biedt ons genade aan en allen die Zijn genade ontvangen
zijn vrij van de schuld. De enige manier om die genade te ontvangen is door het
geloof in de Heere Jezus Christus. Als wij onze schuld overdenken, onze zonden
belijden en Hem omhelzen als onze Heiland en verlosser, ja als wij Hem
aanvaarden als het offer dat voor ons gebracht is en Vader daarvoor danken, dan
mogen wij weten verlost te zijn. ‘Maar
zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden,
namelijk die in Zijn Naam geloven, Joh. 1:12.’
Door het geloof is alles wat
in de weg staat, weggenomen en als vrijgekochte kinderen van God mogen wij Zijn
liefde leven en delen. Wat een genade, zouden wij als wij die genade kennen ook
niet genadig zijn naar onze broeders en zusters die net als wij nog zo
gebrekkig zijn?

De schuld die een broeder of
zuster bij ons heeft moeten wij in het perspectief zien van dat wat ons
vergeven is, dan kan het niet anders of het door God vernieuwde hart, zal in
vergevingsgezindheid de broeder en zuster behandelen zoals God ook ons behandelt.

Dit levensbelangrijke
onderwijs komen we door heel de Bijbel tegen. Als de Heere Jezus ons leert
bidden zegt Hij: ‘Onze Vader Die in de
hemelen zijt… vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze
schuldenaren….
‘ En dan zegt Hij: ‘Want
indien gij den mensen hun misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u
vergeven. Maar indien gij de mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw
Vader uw misdaden niet vergeven, Matth. 6:14,15.’
In Markus lezen we: ‘En wanneer gij staat om te bidden,
vergeeft, indien gij iets hebt tegen iemand; opdat ook uw Vader, Die in de
hemelen is, ulieden uw misdaden vergeve, Mark. 11:25.’
Zonder vergeving is
er geen leven mogelijk. Zonder Gods vergevende genade zijn wij voor eeuwig
verloren, nu worden wij allen opgeroepen om net zoals wij vergeven zijn, ook
anderen te vergeven. Als we dan de schuld van onze broeders en zusters aan ons,
plaatsen in het licht van de schuld die wij hadden tegenover God, dan zullen
wij niet anders kunnen dan vergeven. Paulus zegt: ‘Verdragende elkander, en vergevende de een den anderen, zo iemand
tegen iemand enige klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft,
doet ook gij alzo, Kol. 3:13.’

Hoe staat het met ons, staan
wij recht tegenover God en tegenover onze naasten of zullen wij straks
overgeleverd worden aan de pijnigers om een schuld te moeten betalen die nooit
te betalen is? Als wij beseffen hoe groot onze schuld tegenover God is, als wij
onze knieën voor Hem gebogen hebben en Zijn genade dankbaar ontvangen hebben,
dan kan het niet anders of wij leren handelen zoals Jezus gehandeld heeft. Dan
zullen wij, zonder te tellen, blijven vergeven terwijl wij ons verblijden in de
vrijheid die ons is gebracht door het offer van onze lieve Heiland. Zo niet,
vlucht dat toch tot Jezus en laat Hem uw schuld verzoenen. Jezus Christus is
gekomen om zondaren zalig te maken, de prijs is betaald en iedereen is welkom
om uit genade met God de Vader verzoend te worden. Al is uw schuld nog zo
groot, schroom niet om uw toevlucht tot Jezus te nemen, nog nooit is iemand
door Hem weggezonden.

Broeders en zusters in onze
geliefde Heiland, verblijdt u in de Heere en behandel elkaar zoals God ons in
Christus behandelt. Amen, nog even en we zullen voor altijd met Hem zijn.

Wilco Vos Veenendaal 25-03-2019