Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Verraadt gij de Zoon des mensen met een kus?

‘En als Hij nog sprak, zie, Judas, een van de twaalve, kwam,
en met hem een grote schare met zwaarden en stokken, gezonden van de
overpriesters en ouderlingen des volks. En die Hem verried, had hun een teken
gegeven, zeggende: Dien ik zal kussen, Dezelve is het; grijpt Hem. En terstond
komende tot Jezus, zeide hij: Wees gegroet, Rabbi; en hij kuste Hem. Maar Jezus
zeide tot hem: Vriend, waartoe zijt gij hier? Toen kwamen zij toe en sloegen de
handen aan Jezus en grepen Hem. En zie, een van degenen die met Jezus waren, de
hand uitstekende, trok zijn zwaard uit, en slaande den dienstknecht des
hogepriesters, hieuw zijn oor af. Toen zeide Jezus tot hem: Keer uw zwaard
weder in zijn plaats; want allen die het zwaard nemen, zullen door het zwaard
vergaan. Of meent gij dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer
dan twaalf legioenen engelen bijzetten? Hoe zouden dan de Schriften vervuld
worden, die zeggen dat het alzo geschieden moet? Te zelver ure sprak Jezus tot
de scharen: Gij zijt uitgegaan als tegen een moordenaar, met zwaarden en
stokken, om Mij te vangen; dagelijks zat Ik bij u, lerende in den tempel, en
gij hebt Mij niet gegrepen; Doch dit alles is geschied, opdat de Schriften der
profeten zouden vervuld worden. Toen vluchtten al de discipelen, Hem
verlatende,
Matth.
26:47-56.’

In gedachten verplaatsen wij ons
naar de hof van Gethsémané de plaats waar de olijven geperst werden en waar
Jezus de Christus geperst is geworden in grote angst en strijd om de zonden van
de mensheid te verzoenen. De strijd die daar gestreden is was niet vanwege de
angst voor het kruis of de bespottingen maar omdat de helse strijd daar tot het
hoogtepunt kwam waarbij Jezus Zich geheel aan Vader overgaf met de woorden: ‘Uw
wil geschiedde.’
Christus, de zondeloze, is tot zonde gemaakt; ‘Want
Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij
zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem, 2 Ko. 5:21.’
Christus zag hoe
Hij daar aan het kruis tot een vloek zou worden om vervloekten te verlossen van
schuld en zonden. Na deze diepe strijd, waaruit Hij als Overwinnaar kwam, sprak
Hij tot de discipelen: ‘De ure is nabijgekomen, en de Zoon des mensen wordt
overgeleverd in de handen van de zondaren…Zie, hij is nabij die Mij verraadt.’

Terwijl Hij nog spreekt komt daar een grote groep mensen met zwaarden en stokken.
Zij zijn gezonden door de overpriesters en de ouderlingen onder leiding van
Judas, die zolang met Jezus was opgetrokken. Dan horen we Jezus, Die naar voren
treed en wel wist wat er komen zou: ‘Wien zoekt gij? Joh. 18:4.’ Het
antwoord klinkt: ‘Jezus den Nazaréner.’ Waarop Jezus zegt: ‘Ik ben
het, Joh. 18:5.’

Hier staat de grote ‘Ik Ben’
als de Bron van Leven, als de Koning van het rijk der hemelen tegenover de
machten van de duisternis. Het helse slangenvergif dat sinds de zonde van Adam
het mensdom heeft vergiftigt heeft in haar verschrikkelijke bedwelming het hart
van Judas geheel vergiftigt. Zolang met de lang beloofde Messias opgetrokken,
zoveel liefde en goedheid gezien en genoten om dan nu als aanvoerder van een
legerbende de Heiland van de wereld tegemoet te lopen, Hem te groeten en een
kus te geven ten teken dat Hij het is die gevangen genomen moet worden: ‘Wees
gegroet, Rabbi; en hij kuste Hem.’
Jezus, voor Wie deze daad geen
verrassing was, maar met Judas de hand in de schotel had gedoopt, antwoord: Vriend,
waartoe zijt gij hier?
En in Lukas 22 lezen we: ‘Judas, verraadt gij den
Zoon des mensen met een kus?’
Judas, vriend, verraadt jij Hem, Die gekomen
is om de Mensen te redden met een kus, de uiting van liefde en broederschap?

Vrienden, wat een onbevattelijke
genade bewijst de Heere Jezus Christus hier, Hij Die alle macht heeft in hemel
en op aarde, Hij die de hemel en de aarde schiep, liet Zich kussen door hem
wiens hart geheel door satan was ingenomen. Dat Jezus ook hier alle macht had,
bewijst het wonderlijke dat er gebeurt op het moment dat Jezus Zich als de ‘Ik
Ben’ openbaart. Zij die kwamen met zwaarden en stokken als of zij een
gewelddadige oproerkraaier moesten vangen, vallen achterover (Joh. 18:6). Terwijl
zij overeind krabbelen, klinkt opnieuw de vraag: ‘Wien zoekt gij?’ Weer
antwoorden zij: ‘Jezus de Nazaréner.’ Dan zegt Hij: ‘Ik heb u gezegd,
dat Ik het ben. Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan, Joh. 18:7,8.’

Gewillig treedt Hij naar voren waarbij
Hij optreed als Middelaar voor Zijn volgelingen. Als het jullie om Mij te doen
is, laat dan Mijn volgelingen gaan. Daar staan Judas en Petrus tegenover
elkaar. De lafaard en de strijder. De één met een hart vol helse haat en de
ander met een hart vol vurige liefde. Petrus ziet hoe Zijn lieve Meester wordt
gegrepen, hij kan zich niet langer bedwingen maar grijpt zijn zwaard en slaat
het oor van Malchus, de dienstknecht van de hogepriester, van zijn hoofd (Joh.
18:10). Petrus kent nu geen angst, in zijn vurigheid vreest hij geen vijand
maar zal vechten, al moest hij ook met Jezus sterven. Dan klinkt de stem van
zijn Meester: ‘Steek uw zwaard in de schede. Den drinkbeker, dien Mij de
Vader gegeven heeft, zal Ik dien niet drinken? Joh. 18:11.’
Jezus zag niet
op de zwaarden en de stokken, Hij zag niet op de bende die voor Hem stond maar
richtte Zijn oog omhoog en wist dat wat Vader doet, goed is. Hoor wat Hij zegt:
‘Want allen die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan. Of meent
gij dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf
legioenen engelen bijzetten? Hoe zouden dan de Schriften vervuld worden, die
zeggen dat het alzo geschieden moet?’
Petrus, als je nu het zwaard neemt,
dan doe je dat in eigen kracht en elk zwaard dat niet op Gods bevel wordt
getrokken zal zich uiteindelijk tegen de zwaardtrekker keren. Nee, Jezus
verliest hier niet de controle en wordt ook niet overwonnen door een afdeling
Romeinse soldaten, één gebed en Vader zal Hem meer dan twaalf keer zesduizend engelen
zenden, maar hoe zou dan het heilsplan tot vervulling komen? De profeten hadden
gezegd in Psalm 22:7: ‘Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van
mensen, en veracht van het volk.’
En in Psalm 69:2 en 10 ‘Verlos mij, o
God! want de wateren zijn gekomen tot aan de ziel… Want de ijver van Uw huis
heeft mij verteerd; en de smaadheden dergenen, die U smaden, zijn op mij
gevallen.’
Petrus met de andere discipelen maar ook wij moeten beseffen dat
Jezus Zich gevangen liet nemen om gebondenen tot vrijheid te kunnen brengen. Het
was alles voorzegt: ‘Mijn bekenden hebt Gij verre van mij gedaan, Gij hebt
mij hun tot een groten gruwel gesteld; ik ben besloten, en kan niet uitkomen,
Ps. 88:9.’

Hij sprak: ‘Laat hen tot
hiertoe geworden.’
De macht die zij nu nemen hebben zij alleen omdat de
hemelse Vader het toelaat, er is niets dat zij doen kunnen zonder Zijn
toestemming. Jezus, Wiens Naam is; Wonderlijk, Raad, sterke God, Vader der
eeuwigheid en Vredevorst, raakt het oor van Malchus aan en geneest het (Luk
22:51). Wie kan Zijn liefde peilen wie kan Zijn macht doorgronden? Vrienden als
je nog nooit je hart verloren hebt in Zijn liefde, bestudeer dan Zijn woorden
en ontdek dat Hij niet gekomen is om zondaren te verdoemen maar om te behouden.
Hij gaf Zich hier gewillig, opdat wij in Hem het leven zouden vinden. Wij
hadden daar moeten staan, wij hebben het verdiend om geslagen, veroordeeld en
gedood te worden maar Hij nam de plaats in opdat berouwvolle zondaren met en in
Hem het eeuwige leven zouden beërven.

Dan klinkt Zijn stem tot hen die
met zwaarden en stokken tegenover Hem staan: ‘Als Ik dagelijks met u was in
den tempel, zo hebt gij de handen tegen Mij niet uitgestoken; maar dit is uw
ure, en de macht der duisternis, Luk. 22:53.’
Drie jaren heeft Jezus onder
hen gewandeld, al die tijd bewees Hij de lang beloofde Messias te zijn en
hoewel de farizeeërs en de Schriftgeleerden Jezus hebben gehaat met een
dodelijke haat, hebben zij Hem niet kunnen grijpen. Maar nu was de tijd gekomen,
nu kreeg de macht van de duisternis de
ruimte om zich te storten op haar prooi, waarbij satan dacht te overwinnen. God
zij dank heeft satan niet geweten wat hij deed, het was verborgen opdat Gods
heilsplan voor de verloren wereld tot vervulling zou komen. We lezen in 1
Korinthe 2:8 en 9 over dezeverborgenheid ‘Welke niemand van de
oversten dezer wereld gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden
zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben.’
Terwijl het heilsplan
hier haar voortgang vindt, verlaten de discipelen, al vluchtend hun Meester. Wat
zal er in hun harten zijn omgegaan? Vrienden, wat zouden wij gedaan hebben? Nu
wij weten dat Hij dit deed om ons te redden is de grote vraag of wij onszelf al
hebben overgeven in de handen van de Almachtige God, rustend in Zijn
welbehagen. Als een Lam werd Hij ter slachting geleid, de vraag is of Hij voor
ons onze enige Hoop en verwachting, de Bron van vrede, vreugde en liefde is
geworden. ‘Zalig zijn zij, welker ongerechtigheden vergeven zijn, en welker
zonden bedekt zijn, Rom. 4:7.’
Hallelujah, lof zij het Lam.

Wilco Vos Veenendaal
24-02-2020