Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Verzoen u eerst met uw broeder

Zo gij dan uw gave zult op het altaar offeren, en aldaar gedachtig wordt, dat uw broeder iets tegen u heeft; Laat daar uw gave voor het altaar, en gaat heen, verzoent u eerst met uw broeder, en komt dan en offert uw gave, Matth. 5:23,24.’

De vorige keer hebben we gezien hoe de Heere Jezus ons onderwees over de boosheid die zo diep in het hart verborgen kan zijn. Van buiten kan alles er zo mooi, zo vroom en oprecht uitzien terwijl als het eropaan komt, blijkt dat het hart verdorven is en strafbaar is door het helse vuur. Het is gemakkelijker om tienden te geven, dan om geduld te bewaren en in liefde om te gaan met broeders, familie, collega’s en hen die God op ons pad brengt. Het is gemakkelijker om een kind van een ander een aai over de bol te geven dan om je eigen kind te blijven zegenen en in liefde terecht te wijzen als het afwijkt van onze wil. We hebben de vorige keer gezien dat alleen Gods genade en de liefde van Christus ons kan doen handelen naar de geest van Gods wet. Dan, door die liefde gedreven, zullen we nooit wettisch worden maar wettig leven in afhankelijkheid en onder leiding van de Heilige Geest.

Vandaag denken we na over de volgende woorden van de Heere Jezus: ‘Zo gij dan uw gave zult op het altaar offeren, en aldaar gedachtig wordt, dat uw broeder iets tegen u heeft; Laat daar uw gave voor het altaar, en gaat heen, verzoent u eerst met uw broeder, en komt dan en offert uw gave, Matth. 5:23,24.’ Denkend in de context van de tempeldienst, leert de Heere Jezus ons het volgende; Als wij naar de tempel komen om daar onze gave, in welke vorm dan ook, bij God ten offer te brengen en we bedenken ons dat er een broeder is die iets tegen ons heeft, dan moeten wij het offer achter laten en eerst naar de broeder gaan om het goed te maken. Als het dan goed gemaakt is, dan mogen we alsnog het offer aan de Heere schenken.

Zoals ons al is opgevallen in de vorige woorden van de Heere Jezus, leert Hij ons niets nieuws, niets dat tegen de wet ingaat, maar leert Hij ons juist de diepte van de wet. Zo ook in deze les. Samuël heeft al gesproken over de juiste gesteldheid van het hart dat offert. Hij zei: ‘Heeft de HEERE lust aan brandofferen, en slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des HEEREN? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen, 1 Sam. 15:22.’ Met andere woorden, wat heeft de Heere aan offers als het hart niet gehoorzaam is? Laten we luisteren naar wat de Heere gesproken heeft door de profeet Jesaja: ‘Waartoe zal Mij zijn de veelheid uwer slachtoffers? zegt de HEERE; Ik ben zat van de brandoffers der rammen, en het smeer der vette beesten, en heb geen lust aan het bloed der varren, noch der lammeren, noch der bokken. Wanneer gijlieden voor Mijn aangezicht komt te verschijnen, wie heeft zulks van uw hand geëist, dat gij Mijn voorhoven betreden zoudt? Brengt niet meer vergeefs offer, het reukwerk is Mij een gruwel; de nieuwe maanden, en sabbatten, en het bijeenroepen der vergaderingen vermag Ik niet, het is ongerechtigheid, zelfs de verbodsdagen. Uw nieuwe maanden en uw gezette hoogtijden haat Mijn ziel, zij zijn Mij tot een last; Ik ben moede geworden, die te dragen. En als gijlieden uw handen uitbreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet; want uw handen zijn vol bloed. Wast u, reinigt u, doet de boosheid uwer handelingen van voor Mijn ogen weg, laat af van kwaad te doen. Leert goed te doen, zoekt het recht, helpt den verdrukte, doet den wees recht, handelt de twistzaak der weduwe. Komt dan, en laat ons samen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol, Jes. 1:11-18.’

De Heere spreekt zich bijzonder ernstig uit, Hij is het zat met de brandoffers, Hij heeft geen lust aan het bloed van de varren en het reukwerk is Hem een gruwel. Zelfs de nieuwe maanden, de sabbatten, de samenkomsten en de verbodsdagen zijn voor Hem ongerechtigheid. Zijn ziel haat hun nieuwe maanden en gezette hoogtijden, ze zijn Hem tot een last. Hoe is dat nu mogelijk, al deze dingen zijn toch door Hem Zelf ingesteld? De haper ligt in het hart van de mens. God heeft de mens geen wetten gegeven om Hem te dienen met een vorm van aanbidding maar om Hem lief te hebben en te dienen met het hele hart.

Deuteronomium 10 vers 12 zegt: ‘Nu dan, Israël! wat eist de HEERE, uw God van u dan den HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen, en Hem lief te hebben, en den HEERE, uw God, te dienen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel.’ Het gaat niet om de vorm maar om het leven, het verlangen en de liefde van het hart. Als de Heere spreekt over de vloeken die het volk zullen treffen als zij zullen afwijken van Zijn geboden dan legt Hij de haper bloot zoals we lezen in Deuteronomium 28 vers 47: ‘Omdat gij de HEERE uw God niet gediend zult hebben met vrolijkheid en goedheid des harten vanwege de veelheid van alles.’ Ondanks al de zegenen die geteld zouden kunnen worden, hebben zij de Heere niet gediend met vrolijkheid en vanuit de goedheid van het hart. Zo lazen we zojuist in Jesaja dat het volk zich voor het oog netjes hield aan de inzettingen van de Heere, maar ondertussen waren zij vol zonden, hadden zij bloed aan hun handen en verwaarloosden zij het recht van de wezen en de weduwen. De liefde werd gemist. Maar wonder van genade, ondanks dat de Heere zich zo scherp heeft uitgesproken roept Hij tegelijk op tot een terugkeer. In een weg van bekering zal Hij genade schenken.

Deze woorden mogen ook ons wel aan het denken zetten, hoe is ons hart voor de Heere? Wat is het gemakkelijk om op één dag in de week naar een samenkomst te gaan, onze gave te geven, uit volle borst te zingen en anderen hartelijk te groeten. Maar de grote vraag is, is ons hart oprecht, dienen wij de Heere met een vrolijk hart, een hart dat zich voor Hem buigt en Zijn wil boven onze wil liefheeft? Anders geld ook voor ons het woord dat God door de mond van Amos sprak: ‘Doe het getier uwer liederen van Mij weg; ook mag Ik uwer luiten spel niet horen, Amos, 5:23.’ Ons zingen, hoe mooi het ook mag klinken, is een stank in Zijn neus als ons hart niet oprecht is.

Wanneer is ons hart dan niet oprecht? Als wij wandelen in een weg van vormengodsdienst terwijl we als mensen ons niet zien, bezig zijn met zaken waar we ons voor zouden schamen als anderen het zouden zien. Als we uit volle borst staan of zitten te zingen terwijl onze ogen vol overspel zijn. Als we een prachtige preek staan te houden terwijl we in onmin leven met broeders. Als we onze gaven offeren terwijl we de belasting ontduiken door te sjoemelen met de aangifte of te kiezen voor zwartwerken. Als we zeggen dat we God dienen terwijl we onze kinderen geestelijk of lichamelijk mishandelen, door hen niet de liefde te geven die God van ons vraagt en die zij zo hard nodig hebben.

De Heere Jezus onderwijst ons vandaag dat we niet mogen leven in onmin met onze broeders en zusters. Vandaag de dag gaan wij niet naar een tempel, toch is het principe nog hetzelfde. Als wij naar een samenkomst gaan om daar met anderen de Heere te loven en te prijzen terwijl wij bedenken dat er een broeder rondloopt waarmee wij niet verzoend zijn, dan moeten wij dat eerst in orde gaan maken. Paulus zegt: ‘Ik wil dan, dat de mannen bidden in alle plaatsen, opheffende heilige handen, zonder toorn en twisting, 1 Tim. 2:8 .’ En Petrus zegt: ‘En eindelijk, zijt allen eensgezind, medelijdend, de broeders liefhebbende, met innerlijke barmhartigheid bewogen, vriendelijk, 1 Petr. 3:8.’ Dit geldt natuurlijk niet alleen de broeders met een lief en gemakkelijk karakter. Het geld ook hen die een niet zo fijn karakter hebben, de liefde zal overwinnen en de minste zijn is dat wat de Heere Jezus ons leert. Wij moeten niet wachten tot de broeder naar ons toe komt, maar het goed maken indien mogelijk. Paulus zegt ook: ‘Indien het mogelijk is, zoveel in u is, houdt vrede met alle mensen, Rom. 12:18.’ Als er een broeder of zuster is, die om de één of andere reden zich niet wil verzoenen en wij toch in liefde de verzoening hebben gezocht, dan mogen wij het aan de Heere overgeven en leven uit Zijn vrede. Laten wij er ten alle tijden naar streven om in vrede met broeders en zusters te leven en als er dan om welke reden dan ook iets gebeurd waardoor er onvrede ontstaat, dan moeten wij zoeken dit zo snel mogelijk op te lossen. Wandelend in het licht met de Heere Jezus, vervult met Zijn liefde en vrede is dit een opdracht die in Zijn kracht niet moeilijk is. Soms kan er iets zijn waardoor het onmogelijk is de broeder of zuster op te zoeken of te bereiken, breng dit dan in het gebed en zoek de verzoening in Christus.

Lieve broeders en zusters, wat zou Gods gemeente een heerlijk licht verspreiden als wij met elkaar biddend strijden om dit principe in praktijk te brengen. Samen brood breken en de wijn drinken op verschillende plaatsen terwijl wij ons in Christus door de band der liefde verbonden weten. De Heere zegene ons om op deze wijze invulling te geven aan de woorden die Hij ons heeft geleerd. Hij is onze verzoening en in die verzoening willen wij leven, uitziend naar Zijn spoedige komst. Amen.

Wilco Vos Veenendaal 11-09-2017