Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Vreest niet voor hen die het lichaam doden

‘Wanneer zij u dan in deze stad vervolgen, vliedt in de andere; want voorwaar zeg ik u: Gij zult uw reis door de steden Israëls niet geëindigd hebben, of de Zoon des mensen zal gekomen zijn. De discipel is niet boven den meester, noch de dienstknecht boven zijn heer. Het zij den discipel genoeg, dat hij worde gelijk zijn meester, en de dienstknecht gelijk zijn heer. Indien zij den Heere des huizes Beëlzebul hebben geheten, hoeveel te meer Zijn huisgenoten! Vreest dan hen niet; want er is niets bedekt, hetwelk niet zal ontdekt worden, en verborgen, hetwelk niet zal geweten worden. Hetgeen Ik u zeg in de duisternis, zegt het in het licht; en hetgeen gij hoort in het oor, predikt dat op de daken. En vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. Worden niet twee musjes om een penningsken verkocht? En niet een van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader. En ook uw haren des hoofds zijn alle geteld. Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven. Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is. Maar zo wie Mij verloochend zal hebben voor de mensen, dien zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is, Matth. 10:23-33.’

Voorzichtig als de slangen en oprecht als de duiven, zouden zij uitgaan als schapen tussen de wolven. Gezonden door de Goede Herder zouden de schapen het Koninkrijk der hemelen prediken. De boodschap van bekering en geloof zou niet overal in dank worden ontvangen, nee de haat waarmee de Goede Herder gehaat is zou ook komen over de schapen die Zijn stem gehoorzaamden. Maar met het vooruitzicht op de gelukzaligheid werden zij opgeroepen te volharden tot het einde.

‘Wanneer zij u dan in deze stad vervolgen, vliedt in de andere; want voorwaar zeg ik u: Gij zult uw reis door de steden Israëls niet geëindigd hebben, of de Zoon des mensen zal gekomen zijn.’ Als er geen man des vredes te vinden was en de mensen de boodschap van redding en genade, door het geloof in de Heere Jezus Christus, niet wilde horen, dan moesten zij vertrekken naar de volgende stad. Als de vervolging losbrak dan hoefden zij niet te blijven, niet te vechten maar te vertrekken naar de volgende plaats om daar het licht van het Koninkrijk der hemelen te laten schijnen. De Heere Jezus zegt tot hen dat zij hun reis door de steden van Israël niet geëindigd zullen hebben, of de Zoon des mensen zal gekomen zijn. Deze belofte is op verschillende manieren op te vatten. In de eerste plaats zond Jezus Zijn discipelen uit om de verloren schapen van het huis Israëls op te roepen tot bekering en geloof. In de voor hen liggende periode zou de Goede Herder Zijn leven afleggen aan het vervloekte hout op Golgotha. Hij zou de dood ingaan als het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt. Maar, wonder van genade, hoewel de duivel dacht te hebben gewonnen, stond Jezus op uit de dood als de grote Overwinnaar. Zo is Jezus gekomen voordat Zijn discipelen hun reis door de steden Israëls geëindigd hadden. Maar ook nadat Jezus is opgestaan en opgevaren naar de hemel, is Hij zo’n kleine veertig jaar later in het jaar 70 n. Chr. met Zijn oordeel gekomen om Jeruzalem te verwoesten. En zoals we weten, zal Hij straks komen als de Koning der koningen, om wederom te oordelen en te vernieuwen. De vijand zal sidderen en ten onder gaan, terwijl zij die Hem liefhebben, voor eeuwig zullen leven.

‘Het zij den discipel genoeg, dat hij worde gelijk zijn meester, en de dienstknecht gelijk zijn heer.’ Lieve vrienden, broeders en zusters, als wij de Heere Jezus hartelijk liefhebben, als wij geloven en vertrouwen dat Hij voor ons de dood heeft overwonnen, de schuld heeft verzoend en ons uit genade het eeuwige leven heeft geschonken, dan mogen wij Zijn voetstappen drukken en genoegen nemen met het feit dat zoals zij Hem behandeld hebben, ook wij behandeld zullen worden. Hij kwam om te dienen, zo mogen ook wij dienen en dat terwijl het vaak met ondankbaarheid, hoon en spot ontvangen zal worden. ‘Indien zij den Heere des huizes Beëlzebul hebben geheten, hoeveel te meer Zijn huisgenoten!’ Jezus, Die goed deed, zieken genas, duivelen uitwierp en doden tot leven riep, werd beschuldigd dit door de kracht van de overste der duivelen te doen. Gods werk zal altijd worden zwart gemaakt en Zijn dienstknechten worden aangezien voor knechten van de duivel. Als zij dit bij Jezus, de volmaakte, zondeloze en Almachtige God hebben gedaan, dan zullen zij dit zeker bij hen doen die, Hem volgen in zwakheid en vol gebreken.

Maar; ‘Vreest dan hen niet; want er is niets bedekt, hetwelk niet zal ontdekt worden, en verborgen, hetwelk niet zal geweten worden.’ Met David mogen wij geloven dat God voor ons is en wie zal dan tegen ons zijn? Tot Jeremia sprak de HEERE: ‘Vrees niet voor hun aangezicht, want Ik ben met u, om u te redden, Jer. 1:8.’ Wij mogen, met het oog naar boven gericht, de blijde boodschap van redding en genade bekend maken en dat terwijl wij weten dat de HEERE met ons is en Hij ons zal ondersteunen in de moeilijkste momenten, zelfs tot in de dood, die voor allen die op Hem vertrouwen slechts een doorgang is tot de eeuwige gelukzaligheid. ‘Hetgeen Ik u zeg in de duisternis, zegt het in het licht; en hetgeen gij hoort in het oor, predikt dat op de daken.’ Laat niets ons verhinderen om naast het bidden om de spoedige komst van het Koninkrijk der hemelen ook de boodschap van het Koninkrijk te verkondigen. Vandaag is het nog de tijd van de genade, zij die nog leven buiten Christus moeten worden aangezegd dat het leven spoedig zal eindigen en dat allen rekenschap zullen moeten afleggen van dat wat zij gedaan hebben met de tijd ons van God geschonken. Allen die dan niet gekomen zijn tot de belijdenis van schuld en zonden en niet door het geloof in de opgestane Christus, de vergeving hebben ontvangen, zullen dan verloren gaan.

Vrienden, als u de Heere Jezus nog niet kent als uw Zaligmaker, zoek Hem dan te kennen. Lees Zijn Woord, laat u onderwijzen, bekeer u, buig uw knieën, belijd uw zonden en ontvang uit genade door het geloof de vergeving van al uw zonden. Broeders en zusters, nog is het tijd om de boodschap bekend te maken en hen te grijpen die ten dode toe wankelen. Jezus zegt: ‘En vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel.’ Wat zouden we bevreesd zijn voor de mensen, zou de wetenschap dat zoveel mensen verloren gaan buiten Christus ons niet veelmeer moeten drijven dan de angst om wat ze over ons zullen zeggen en met ons zullen doen? Als wij de liefde van God mogen genieten met het uitzicht op de heerlijke toekomst, zouden we dat dan niet moeten delen in het volste vertrouwen dat dat delen anderen zal redden van het verderf en ook deelgenoot maakt van die volzalige toekomst? Zelfs als ze ons doden, dan nog is dat maar tijdelijk en dat tegenover die ramzaligheid die allen wacht die zich niet hebben bekeert en die zullen vallen in de handen van de levende God.

‘Worden niet twee musjes om een penningsken verkocht? En niet een van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader. En ook uw haren des hoofds zijn alle geteld. Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven.’ God de Vader zorgt voor de musjes, veel meer zal Hij voor ons zorgen in welke omstandigheden we ook ooit zullen verkeren. Zelfs al zitten we dan met Paulus in de gevangenis, met Johannes op een eiland of zullen we staan op een brandstapel, de vele geschiedenissen van vervolgde, gemartelde en gestorven schapen van de Goede Herder getuigen ervan dat de kracht en de liefde van Christus ons zal dragen dwars door de schaduwen van de dood, om straks onze ogen te openen in de heerlijkheid die met geen pen te beschrijven is.

‘Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.’ Eens bad Christus tot Zijn Vader dat Hij die bij Zich wilde hebben die de Vader Hem gegeven had. Zo zal Hij nu, als onze hemelse Hogepriester, voor ons pleiten en de daden die wij in Zijn kracht, gedreven door Zijn liefde en het werk van de Heilige Geest mogen doen, voor Zijn Vader brengen. Als wij getuigen van Christus, de gestorven en opgestane Levens Vorst, dan zal Jezus voor ons getuigen. ‘Maar zo wie Mij verloochend zal hebben voor de mensen, dien zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.’ Het tegendeel is ook waar, als wij niet met ons leven, onze daden en woorden getuigen van het levens veranderende werk van Gods Heilige Geest in onze levens. Als de liefde van Christus ons niet dringt om ook anderen te wijzen op de liefde van God de Vader in het schenken van Zijn Zoon en wij Zijn Naam verloochenen, dan mogen wij er zeker van zijn dat de echo daarvan zal klinken in de hemel. Lieve vrienden, overdenk de boodschap van het Koninkrijk. Bekeert u want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Jezus leeft, nog een kleine tijd en Hij zal komen, zult u Hem dan ontmoeten als Die Zaligmaker aan Wie u uw leven hebt toevertrouwd? Broeders en zusters, spreek vrijmoedig over uw Heiland en verkondig de boodschap van redding en genade totdat Hij komt. Amen.

Wilco Vos Veenendaal 01-05-2018