Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Waarom slaat gij Mij?

‘Die nu Jezus gevangen hadden,
leidden Hem heen tot Kájafas, den hogepriester, alwaar de schriftgeleerden en
ouderlingen vergaderd waren. En Petrus volgde Hem van verre tot aan de zaal des
hogepriesters, en binnengegaan zijnde, zat hij bij de dienaren om het einde te
zien. En de overpriesters en de ouderlingen en de gehele Grote Raad zochten
valse getuigenis tegen Jezus, opdat zij Hem doden mochten, en vonden niet. En
hoewel er vele valse getuigen toegekomen waren, zo vonden zij toch niet. Maar
ten laatste kwamen twee valse getuigen en zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan den
tempel Gods afbreken en in drie dagen denzelven opbouwen. En de hogepriester
opstaande zeide tot Hem: Antwoordt Gij niets? Wat getuigen dezen tegen U? Doch
Jezus zweeg stil. En de hogepriester antwoordende zeide tot Hem: Ik bezweer U
bij den levenden God, dat Gij ons zegt of Gij zijt de Christus, de Zone Gods.
Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg ulieden: Van nu aan zult
gij zien den Zoon des mensen, zittende ter rechterhand der kracht Gods en
komende op de wolken des hemels. Toen verscheurde de hogepriester zijn
klederen, zeggende: Hij heeft God gelasterd; wat hebben wij nog getuigen van
node? Zie, nu hebt gij Zijn godslastering gehoord. Wat dunkt ulieden? En zij
antwoordende zeiden: Hij is des doods schuldig. Toen spogen zij in Zijn
aangezicht en sloegen Hem met vuisten. En anderen gaven Hem kinnebakslagen,
zeggende: Profeteer ons, Christus, wie is het die U geslagen heeft? Matth.
26:57-68.’

We zien een bende soldaten lopen
van de olijfberg naar Jeruzalem, mannen met zwaarden en stokken. Hun gevangene
laat Zich gewillig meevoeren, ‘Als een Lam werd Hij ter slachting geleid, en
als een schaap, dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed
Hij Zijn mond niet open, Jes. 53:7b.’
Zie hoe Jezus daar loopt, de Zoon des
mensen, Hij Die de heerlijkheid van Zijn Vader verliet om bespot, geslagen en
bespuugd te worden en dat om verloren zondaren te redden. Hij betaalde de dure
prijs die wij tot in eeuwigheid niet zouden kunnen betalen. Hij Die alle macht heeft
om de aarde door vuur te doen vergaan, of op Zijn machtswoord de soldaten zou
kunnen bevelen Hem lost te laten, liet Zich meevoeren als een grote zondaar en
dat terwijl er nooit een zondige gedachten in Hem geweest is, nooit een
verkeerd woord over Zijn lippen is gekomen. Hij Die alleen maar goed heeft
gedaan, nam de straf op Zich die wij hebben verdiend. We zien hoe Hij wordt
voortgedreven tot voor Annas (Joh. 18:13) de vroegere hogepriester, die diende
toen Jezus een jonge jongen was. Hij stuurt Jezus gebonden tot Kajafas die nu
als hogepriester diende (Joh. 18:24). Wat zal er door deze man zijn heengegaan?
Hij had samen met de andere mannen van aanzien de bende onder leiding van Judas
op Jezus af gezonden. Zou er dan nu eindelijk een einde komen aan het leven van
deze oproerkraaier? Zouden ze Jezus werkelijk gevangen hebben kunnen nemen? Hoe zou het proces verder verlopen? Daar hoort
hij het gejoel van de menigte en ziet hoe Jezus tot voor hem gebracht wordt.
Daar staat Jezus, de Schepper van hemel en aarde, Hij Die ooit tot Zijn volk de
Woorden sprak: “Ik ben de HEERE Uw God, Die u uit Egypteland uitgeleid hebt…”
Zijn mond zwijgt, terwijl Hij daar staat voor de schriftgeleerden, de
ouderlingen en de hogepriester. Zij die het volk jaren hadden onderwezen in de
Schriften en middels de schaduwen van de offers en de feesten de Christus
hadden bekendgemaakt, zagen in het Lam Gods geen heerlijkheid. Hun woorden
waren slechts woorden geweest, hun liefde was nooit uitgegaan tot het Onderwerp
van de Schriften. Hier stond de Messias, hier stond het Pesachlam en zij zagen
het niet.

Valse getuigen worden opgeroepen
om de Heiland van de wereld te beschuldigen opdat zij Hem zouden kunnen doden
maar zij vonden niets. Eindelijk klinkt uit de mond van valse getuigen: ‘Wij
hebben Hem horen zeggen: Ik zal deze tempel, die met handen gemaakt is,
afbreken, en in drie dagen een andere, zonder handen gemaakt, bouwen, Mark. 14:58.’

Hoewel ook de getuigen in dit getuigenis niet overeenstemmen, was het voor de
hogepriester genoeg om Jezus tot antwoorden te roepen. ‘Antwoord gij niets?
Wat getuigen deze tegen u?’
Maar Jezus zweeg stil. Hij had kunnen zeggen
dat Hij gesproken had van Zijn lichaam als de Tempel, dat mede door hen zou
worden afgebroken maar toch na drie dagen weer zou opstaan. Maar Hij zweeg
stil, het was genoeg. Ook voor de hogepriester is het nu genoeg, er blijkt
niets te zijn waarop Jezus te beschuldigen is dan alleen op dat ene punt, dat
verschrikkelijke punt in de ogen van hen die blind zijn voor Gods heilsplan.

Hoor wat de Hogepriester zegt: ‘Ik
bezweer U bij den levenden God, dat Gij ons zegt of Gij zijt de Christus, de
Zone Gods.’
Durft U voor het aangezicht van de levende God, de God van
Abraham, Izaäk en Jakob te getuigen dat
U echt bent waar velen van het volk U voor houden? Als het ware klinkt de echo
in de zaal: ‘Wie is toch Deze?’ Maar ook: ‘Waarlijk Gij zijt Gods
Zoon.’
Zo ook het getuigenis dat Petrus eens gaf: ‘Gij zijt de Christus,
de Zoon des levenden Gods.’
Jezus heeft deze woorden en getuigenissen nooit
weersproken maar met tekenen en wonderen bevestigd dat Hij werkelijk Gods Zoon
is. Achterin de zaal zien we de discipelen zitten, ook Petrus, ook zij zwijgen,
hun harten worden verscheurd vanwege de strijd die daar woedt. Dan klinkt het
antwoord van Jezus door de zaal: ‘Ik ben het: en gijlieden zult de Zoon des
mensen zien zitten ter rechterhand der kracht Gods en komen met de wolken des hemels,
Mark. 14:62.’

Geërgerd maar in triomf en
verheugd over deze uitspraak van Jezus stelt de hogepriester zich aan alsof hij
verscheurd wordt van verdriet vanwege deze Godslastering en scheurt zijn priesterkleed
terwijl hij roept: ‘Hij heeft God gelasterd; wat hebben wij nog meer
getuigen nodig? Zie, nu hebt u Zijn Godslastering gehoord.’
Daar staat de
hogepriester, zelf openlijk schuldig vanwege het scheuren van zijn kleed dat
ingaat tegen het heilige gebod van God (Lev. 21:10). Hoe bijzonder is dit, de
hogepriester scheurde zijn kleed, aan zijn bediening was een einde gekomen,
want het Lam dat voor hem stond zou dadelijk sterven om op te staan als Overwinnaar
over dood, hel en graf om als Hogepriester voor de Zijnen in de hemel Zijn
plaats in te nemen. Daar klinkt de stem van Kajafas: ‘Wat denken jullie
ervan?’
Waarop het klinkt: ‘Hij is des doods schuldig.’ Nu beriepen
zij zich op de wet en verblind door ongeloof meenden zij aan Gods kant te
staan. Want de Schrift zegt: ‘En wie den Naam des HEEREN gelasterd zal
hebben, zal zekerlijk gedood worden; de ganse vergadering zal hem zekerlijk
stenigen; alzo zal de vreemdeling zijn, gelijk de inboorling, als hij den NAAM
zal gelasterd hebben, hij zal gedood worden, Lev. 24:16.’

Lieve vrienden, zie toch het Lam
Gods dat de zonde der wereld wegneemt. Buig u voor God, besef dat u de dood
verdiend hebt en buiten Christus voor eeuwig verloren zal gaan om eigen schuld,
zie op Jezus, leg als het ware gelovig uw hand op dit Lam. Uw zonden, hoe
ogenschijnlijk vroom of buitensporig grof zullen u niet langer tot schuld zijn
als u vertrouwend uw toevlucht neemt tot Jezus in het geloof dat Hij alle
schuld voor u droeg. Als u dan niet kunt zien of niet durft te geloven roep dan
tot God, Hij zal u horen, want er staat geschreven: ‘Want een iegelijk, die
den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden, Rom. 10:13.’
Broeders
en zusters, u die door het geloof mag weten door Christus van schuld en zonden
te zijn verlost, zie uw Hogepriester en weet dat Hij als het Lam voor uw zonden
is geslacht. Hij zweeg stil en werd voor u onder valse beschuldigingen tot de
dood veroordeeld. Laat ons dat tot troost zijn en ons sterken in het besef dat
zelfs al zouden wij worden veroordeeld tot de dood het slechts een doorgang is
tot het eeuwige leven. Hij heeft overwonnen!

Overwonnen door Zichzelf over te
geven tot in deze smadelijke dood. Zie Hem daar staan, de lijdende Borg, hoor
de menigte spotten en schelden, het spuug druipt van Jezus gezicht terwijl
vuistslagen Zijn hoofd verwonden. Anderen bedekken Zijn gezicht, slaan Hem op
de kaken en roepen spottend: ‘Profeteer ons, Christus, wie is het die U
geslagen heeft?’
O vrienden, besef toch dat Hij dit deed om ons te kunnen
verlossen. Die slagen hebben wij verdiend, die bespottingen en dat spuug hadden
ons moeten raken maar Jezus nam gewillig de plaats in van zondaren. Hij vergold
geen kwaad met kwaad, riep geen vuur van de hemel maar het enige wat hij sprak
onder deze slagen was: ‘waarom slaat gij mij? Joh. 18:23.’ Waarom, ja
waarom? Het was om onze zonden! Zie het Lam Gods en laat Zijn liefde u
vervullen. Vrienden ik bidt dat deze Jezus alles voor u zal zijn opdat niet
straks in het oordeel ook deze woorden tegen u zullen getuigen? Omhels of verwerp
Hem. Nu is het nog dag, nog even en ook voor ons zal gelden; en hij of zij is
niet meer. ‘En de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid; maar die den
wil van God doet, blijft in der eeuwigheid, 1 Joh. 2:17.’
‘En dit is de
wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon
aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken
ten uitersten dage, Joh. 6:40.’
Amen.

Wilco Vos Veenendaal
04-03-2020