Woorden van Jezus – Wanneer gij vast
‘En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden, als zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben. Maar gij, als gij vast, zalft uw hoofd, en wast uw aangezicht; Opdat het van de mensen niet gezien worde, als gij vast, maar van uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden, Matth. 6:16-18.’
Wanneer gij aalmoes doet, wanneer gij bidt en wanneer gij vast, doet dit dan niet om door de mensen gezien of geëerd te worden, maar vanuit een oprecht hart voor uw hemelse Vader en Hij zal het u vergelden. Dat is eigenlijk heel in het kort de samenvatting van de woorden van de Heere Jezus, over de werken van barmhartigheid, het bidden en het vasten. Over het doen van aalmoezen of de werken van barmhartigheid en het bidden, hebben we de vorige overdenkingen nagedacht, vandaag willen we nadenken over het vasten.
Iedere gelovige lezer of hoorder, zal vaker nagedacht hebben over barmhartigheid en het gebed. Zo ook in de dagen van de Heere Jezus. Terwijl in Zijn dagen de mensen ook bekend waren met het vasten, is dat voor ons helemaal niet zo vanzelfsprekend. Wat is vasten eigenlijk, waar komt het vandaan en wat heeft het voor zin? Vragen die het overdenken waard zijn, zeker gezien het feit dat de Heere Jezus in Zijn onderwijs aandacht schenkt aan dit onderwerp. Het Bijbelse vasten is niet bedoelt om overgewicht te verliezen, niet om aandacht te trekken van de mensen, ook niet om in een goed blaadje bij God te komen of om iets van Hem af te dwingen. De woorden uit Jesaja 58 omschrijven heel scherp en eenvoudig dat het vasten, zonder de juiste gesteldheid van het hart, waardeloos is voor God. De hypocriet, die wel leefde met een vorm van Godsdienst, maar van een kinderlijke relatie met God de Vader niets moest hebben, hield zich aan het vasten om iets van God gedaan te krijgen en zij worden bestraft met de volgende woorden: ‘Ziet, tot twist en gekijf vast gijlieden, en om goddelooslijk met de vuist te slaan; vast niet gelijk heden, om uw stem te doen horen in de hoogte. Zou het zulk een vasten zijn, dat Ik verkiezen zou, dat de mens zijn ziel een dag kwelle, dat hij zijn hoofd kromme gelijk een bieze, en een zak en as onder zich spreide? Zoudt gij dat een vasten heten, en een dag den HEERE aangenaam? Jes. 58:4,5.’ Als we zo vasten, dan kunnen we beter niet vasten. Zulk vasten komt niet voort uit een hart dat in liefde verbonden is met God de Vader maar uit een hart dat op zichzelf gericht is. Jesaja 58 beschrijft ook wat wel de juiste gesteldheid van het hart is: ‘Is niet dit het vasten, dat Ik verkies: dat gij losmaakt de knopen der goddeloosheid, dat gij ontdoet de banden des juks, en dat gij vrij loslaat de verpletterden, en alle juk verscheurt? Is het niet, dat gij den hongerige uw brood mededeelt, en de armen, verdrevenen in huis brengt? Als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt, en dat gij u voor uw vlees niet verbergt? Jas. 58:6,7.’ Eigenlijk bedoelt de Heere hier te zeggen dat het vasten geen enkele zin heeft als dat niet gebeurt vanuit een oprecht hart dat zoekt naar de eer van God terwijl het zich voor Hem buigt.
Als wij vasten dan moet dat tot eer van God zijn. Het Bijbelse vasten is het zich onthouden van voedsel voor één of meerdere dagen, waarbij de persoon zijn of haar knieën buigt voor God. Het is een periode van afzondering, waarbij men zich richt op God, terwijl er actief “nee” gezegd wordt tegen de hongergevoelens van het lichaam, die ontstaan door het zich onthouden van voedsel. De meeste mensen in het welvarende westen zijn gewend om te eten zodra het lichaam daar om vraagt. Wij leven in een consumptiemaatschappij waarbij het niet moeilijk is om de bevrediging te vinden waarom het lichaam vraagt. “Nee” zeggen, tegen verlangens, zijn velen niet gewend en helaas heeft dat gevolgen op vele terreinen van het leven. Hoeveel mensen worstelen niet met verborgen zonden die voortkomen uit het slaaf zijn van het lichaam? Juist in periodes van vasten ervaart de gelovige dat hij of zij geen slaaf hoeft te zijn van het lichaam en geniet door Gods genade, geestelijke zegeningen.
Laten we wat door de Bijbel bladeren en zien, hoe door heel de geschiedenis heen, het vasten onderdeel uitmaakte van het leven in Gods gemeenschap. Mozes, de man Gods en schrijver van de eerste vijf boeken van de Bijbel was veertig dagen op de berg Sinaï. In deze periode was hij afgezonderd van de mensen terwijl hij zijn lichaam onthield van voedsel. Het is juist in deze periode dat God Zichzelf bijzonder openbaarde in het bekend maken van Zijn geboden en inzettingen (Deut. 9:9,18) Als Elia, gesterkt door het voedsel dat God hem schonk, veertig dagen door de woestijn trekt, openbaart God Zichzelf aan hem in het suizen van een zachte stilte (1 Kon. 19). Wat een bijzondere zegeningen ontvangen deze twee mannen, na een zware periode, waarbij zij gericht waren op de Almachtige God. Als Nehemia de schenker van koning Arthahsasta hoort dat zijn volk in nood is en dat Jeruzalems muren verwoest zijn, dan zondert hij zich enige dagen af in vasten en gebed om tot zijn God roepen, Die hem bijzonder verhoort (Neh. 1). Hoe wonderlijk heeft de Heere gewerkt in tijden van vasten en gebed. Denk ook aan koningin Esther, zij roept het volk Israël op, om zich in een tijd van grote nood, af te zonderen voor God door te vasten en te bidden. Het volk wordt bedreigd totaal uitgeroeid te worden. Esther zal naar de koning gaan, en dat terwijl zij niet door hem is uitgenodigd en dit kan uitlopen op haar dood. Maar, terwijl het volk vast en bidt, gaat zij naar de koning, met in haar hart een roep tot God, terwijl zij zegt: “Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om” (Esth. 4:16). De God van Abraham, Izak en Jakob laat zich verbidden en het volk wordt wonderlijk gespaard. Van Daniël, de man naar Gods hart, lezen we dat de Heere hem bijzonder gezegend heeft en zijn gebeden verhoord, terwijl hij zichzelf afzonderde met vasten en bidden (Daniël 9 en 10). Als Ninevé het oordeel van God krijgt aangezegd, dat zij over veertig dagen omgekeerd zal worden, roept de koning heel het volk op tot vasten en bidden waarbij zelfs de dieren niet mogen eten en drinken. De koning zegt: “Wie weet, God mocht Zich wenden en berouw hebben en Hij mocht Zich wenden van de hittigheid Zijns toorns, dat wij niet vergingen.” En hoe wonderlijk, God ziet hun werken van bekering en spaart hen in het leven (Jona 3).
Deze geschiedenissen uit het eerste of Oude Testament laten ons zien hoe de zegen van God volgde op een periode van afzondering door te vasten en te bidden. Ook in het Nieuwe Testament lezen we geregeld over het vasten. Anna de profetes zag uit naar de komst van de Messias en als weduwe van vierentachtig jaar was zij te vinden in de tempel waar zij dag en nacht God diende terwijl zij zich aan God overgaf, in vasten en gebed (Luk. 2:37). De Heere Jezus Zelf was veertig dagen in de woestijn waar Hij met vasten en gebed werd voorbereidt op de bediening die voor Hem lag. Daar in deze zware periode van lichamelijke zwakte, kwam de duivel om Hem te verzoeken, en hoe heerlijk heeft de Zoon van God bewezen Overwinnaar te zijn over iedere helse macht. Hij bleef staande en versloeg de satan met het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord (Matth. 4, Efe. 6:17). Als Cornelius, de hoofdman over honderd, tot de Heere roept terwijl hij vast, wordt zijn gebed verhoord en wordt Petrus tot hem gezonden. De Heilige Geest wordt dan uitgestort op de heidenen en zo zien we ook hier Gods bijzondere zegen na een periode van vasten en gebed (Hand. 10). In Handelingen 13 en 14 lezen we hoe ook in de christelijke gemeente het vasten gebruikelijk was. In een periode van vasten en gebed worden Paulus en Barnabas door de Heilige Geest afgezonderd tot het werk in Gods wijngaard. Voordat er ouderlingen worden verkozen en aangesteld wordt er eerst gevast en gebeden. Paulus zegt in 2 korinthe 11:27 dat hij vaak heeft gevast en in 1 Korinthe 7:5 vermaant hij de getrouwden, zichzelf niet van elkaar te onttrekken, dan alleen in overleg bij periodes van vasten en bidden.
Lieve vrienden, broeders en zusters, deze geschiedenissen geven ons te denken. We hebben ontdekt dat vasten en bidden niet uit de Bijbelse geschiedenis is weg te denken. Grote zegeningen hebben zij genoten die zich afzonderde voor de Heere in vasten en gebed. Ook door heel de kerkelijke geschiedenis is gebleken dat de God van Elia nog steeds Dezelfde is en Zijn rijke zegen schenkt aan hen die Hem zoeken.
Laat niemand zich verplicht voelen om te moeten vasten, maar laten wij de Bijbel onderzoeken en vragen om Gods leiding, ook als het gaat over dit onderwerp. Vasten kan op veel verschillende manieren, of we onszelf nu één of veertig dagen afzonderen voor God door helemaal niets of weinig te eten, het gaat om het hart dat verlegen is om Gods zegen en Zijn openbaring over zaken die voor ons verborgen kunnen zijn. Juist in periodes van grote nood, waarbij alle deuren gesloten lijken te zijn, wil God Zichzelf bijzonder bekend maken als de God die alle macht heeft in hemel en op aarde. Zij die willen vasten om een pluim van mensen te ontvangen kunnen maar beter gewoon doorgaan met eten net als zij dit het zouden willen doen om iets van God gedaan te krijgen. Maar zij die verlegen zijn om Gods zegen, Hem liefhebben en zichzelf onvoorwaardelijk voor Hem willen buigen, zullen grote zegeningen ontvangen in deze bijzondere weg van lichamelijke zwakte en geestelijke rijkdom. Zij zullen in afhankelijkheid ontdekken dat het vasten hun karakter verandert naar het beeld van God en hen leert nee te zeggen tegen verleidingen van welke aard dan ook. Zij zullen ontdekken dat de mens niet alleen van het brood leeft maar van alles wat uit de mond des HEEREN uitgaat (Deut. 8:3, Matth. 4:4).
Kom broeders en zuster, zalf uw hoofd met olie, en zoek de zegen van Vader, Die in het verborgen hoort en ziet, en het u in het openbaar zal vergelden. Amen.
Wilco Vos Veenendaal, 23-11-2017