Woorden van Jezus – Weest niet barmhartig met het doel om van de mensen gezien te worden
‘Hebt acht, dat gij uw aalmoes niet doet voor de mensen, om van hen gezien te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is. Wanneer gij dan aalmoes doet, zo laat voor u niet trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat zij van de mensen geëerd mogen worden. Voorwaar zeg Ik u: Zij hebben hun loon weg. Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linker hand niet weten, wat uw rechter doet; Opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden, Matth. 6:1-4.’
De laatste keer hebben we met elkaar nagedacht over de hoge roeping waartoe de Heere Jezus Zijn volgelingen roept. Namelijk, om volmaakt te zijn zoals hun hemelse Vader dat is. We zagen dat Lukas beschreef hoe Jezus ons opriep om barmhartig te zijn zoals God de Vader barmhartig is. De volmaaktheid die door Gods Geest in de harten van de gelovigen wordt uitgewerkt, openbaart zich in het barmhartige karakter. De gelovige die geleid wordt door de Heilige Geest, zal barmhartig zijn en zich ontfermen over de gelovige, de ongelovige, de vriend en de vijand. Hij of zij zal niet op zoek zijn naar eigen eer of goede naam, maar door de liefde gedreven, verlangen God te volgen en Zijn Naam te verheerlijken.
Niet vaak genoeg kunnen we benadrukken dat al die heerlijke karaktereigenschappen van God, alleen uitgewerkt kunnen worden in het leven van hen die zich overgeven aan Gods genade waardoor de Heilige Geest Zijn werk kan doen. Het zijn de vruchten van de Geest die staan tegenover de werken van het vlees. Uit onszelf kunnen alleen maar werken van het vlees voortkomen en dat zijn de zondige lusten die vijandig zijn tegenover God. Afgunst, jaloezie, hoogmoed, gierigheid, overspel, haat en nijd, geveinsdheid, ja het hele op ons zelfgerichte leven is alleen daar te overwinnen waar de zondaar zichzelf uit handen geeft aan de voet van het kruis om door genade verlost te worden en het Geestelijke leven te leren leven in de kracht van Christus opstanding. Het hart dat in overgave opziet naar boven, rust in het volbrachte werk van de Heere Jezus Christus en wandelt aan Vaders hand, zal Gods zegen genieten en merken hoe de Geest de kracht van Christus uitwerkt, dwars door eigen zwakheid heen.
Wat een zegen om in Christus de volmaaktheid te bezitten en deze in de praktijk van het leven meer en meer te gaan genieten. Dit leven zal niet verborgen blijven maar gezien worden door de mensen om ons heen. Denk aan Tabitha uit Handelingen 9, die we ook wel kennen als Dorkas. Zij was een vrouw die niet leefde voor zichzelf maar in barmhartigheid uitblonk door haar goede werken. Wat een verdriet en gemis toen deze weldoenster gestorven was. Maar wat een vreugde toen God de Vader haar op het gebed van Petrus, in de Naam van Jezus weer tot leven riep. Haar leven werd verlengd waardoor zij al dienend, de werken van barmhartigheid mocht werken die God voor haar bereid had.
We kennen ook Cornelius uit Handelingen 10, de heidense hoofdman over honderd. Hij stond bekend als een man die God vreesde met heel zijn huis en terwijl hij voortdurend in het gebed was, ontfermde hij zich in barmhartigheid over hen die nood hadden. Terwijl hij in gebed is krijgt hij een gezicht te zien waarbij een engel tot hem spreekt. Hoor, wat hij hoorde: ‘Uw gebeden en uw aalmoezen zijn tot gedachtenis opgekomen voor God.’ Ondertussen wordt ook Petrus bezocht vanuit de hemel en op wonderlijke wijze gestuurd naar deze heidense Cornelius, om getuige te zijn, hoe Gods genade, niet alleen de Jood, maar ook de heiden, door genade toegebracht heeft tot het zaad Abrahams.
Hoe was het hart van deze Dorkas en Cornelius? Deden zij hun aalmoezen om gezien te worden van de mensen? Nee, zo blijkt uit de zegeningen die God hen schonk. Hun hart was oprecht en Godvrezende, hun hart was een hart dat leefde uit Gods barmhartigheid waardoor ook zij de barmhartigheid in praktijk konden brengen.
Met deze getuigen van barmhartigheid als voorbeeld, komen wij tot de lering die de Heere Jezus ons heeft geleerd; ‘Hebt acht, dat gij uw aalmoes niet doet voor de mensen, om van hen gezien te worden.’ De woorden van deze overdenking staan nog steeds in de zogenoemde bergrede waar Jezus ons leert om Zijn Woord niet zo te lezen en uit te voeren als de hypocriet, die zocht naar eigen eer, maar als een waar discipel van Jezus, in ootmoed, nederigheid en liefdevolle gehoorzaamheid. De farizeeërs en de Schriftgeleerden hadden Gods Woord, met al Zijn heilige wetten, gemaakt tot een dode letter waardoor het krachteloos was geworden. Jezus is gekomen als het levende Woord, Hij leert ons hoe wij door Hem na te volgen, Vader kunnen dienen zoals Hij gediend wil worden. Jezus, de Zoon van God, legde al Zijn heerlijkheid af door te komen in nederigheid en te dienen tot in de dood. Heel Zijn leven was een leven in gehoorzaamheid aan Zijn Vader en dwars door de dood, schenkt Hij allen die tot Hem komen de kracht om te leven zoals Jezus leefde. Hij is opgestaan en de kracht van Zijn opstanding zal de onze zijn als wij Zijn genade genieten terwijl wij onszelf overgeven in de hand van Vader. Dan kunnen wij ons licht laten schijnen in navolging van Jezus opdracht: ‘Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken, Matth. 5:16.’ Als wij in het licht wandelen dat van Gods aangezicht straalt dan zal dat licht door ons schijnen. Het doen van goed werken is dan een vanzelfsheid die voortvloeit uit liefde tot God en onze naasten. Dan zijn de aalmoezen of daden van barmhartigheid geen zaken die wij doen om gezien te worden, nee, dan zullen wij er niet op uit zijn om pluimen van mensen te ontvangen. Doen we dit wel, dan is ons hart verdorven en zullen we genoegen moeten nemen met het loon van pluimen want God zal ons niet belonen. Maar zij daarentegen die God dienen als een Dorkas en een Cornelius, zullen door God geëerd worden.
Lieve vrienden hoe doen wij aalmoezen? Hoe is ons hart als wij iemand helpen met oversteken, een bezoekje brengen aan een oude eenzame vrouw, een gift overmaken of in de hand stoppen van een broeder of zuster, het eten koken voor een zieke zuster of klaar staan voor hen die God aan onze zorg heeft toevertrouwd? Zijn wij als de hypocriet die gezien wil worden van mensen en graag een pluim wil ontvangen? Of zijn wij als een Dorkas en een Cornelius waarvan de werken wel gezien werden, net als bij Jezus, maar waarvan het hart werd gedreven door een oprechte liefde tot God en de naaste? ‘Laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet.’ Dat betekent dat al wat je doet, je dat doet voor de Heere en niet voor de mensen. Mag niemand dan weten dat je de Heere dient en dat je aalmoezen doet? Natuurlijk wel, maar pas op hoe je het doet. Het is bijvoorbeeld een rijke zegen om van alles wat God ons geeft de tienden af te zonderen voor Zijn dienst. Om te zeggen met hart en daad: ‘Heere alles is van U, negentig procent van dat wat ik van U ontving wil ik besteden voor het leven van alle dag, de tienden zijn voor U om U te erkennen als de God die voorziet.’ Wat zou Gods gemeente gezegend zijn als we zo de daden van barmhartigheid in praktijk zouden brengen. Deze vruchten van de Geest staan tegenover het verlangen van het vlees dat zich zo vaak openbaart in geldgierigheid dat niets anders is dan een wortel van alle kwaad (1 Tim. 6:10). Ananias en Safira gaven een grote gift, het leek heel mooi en gul maar hun gierige hart was niet oprecht, ze waren meer uit op eigen eer dan op de eer van God. Hoe verschrikkelijk was het gevolg van deze zonde. De geldgierige kan zo verzot zijn op het bezit dat hij zelfs niet kan leven bij de honderd procent die hij voor zichzelf wil houden. Jezus zegt: ‘Ziet toe en wacht u van de gierigheid; want het is niet in den overvloed gelegen, dat iemand leeft uit zijn goederen, Luk. 12:15.’ Deze gierigheid openbaart zich op alle terreinen van het leven, de gierige zal zijn tijd niet geven aan zijn gezin, aan hen die bezocht moeten worden, zal zijn brood niet delen met een broeder of een zuster, zal niet als een Dorkas en een Cornelius de Heere dienen, omdat hij of zij nog leeft in eigen kracht en niet weet wat genade is.
Glorie aan God als het anders geworden is in onze levens en als de woorden van de Psalmist ook op ons van toepassing zijn: ‘Wel dien man, die zich ontfermt en uitleent; Hij beschikt zijn zaken met recht. Zekerlijk, hij zal in der eeuwigheid niet wankelen; De rechtvaardige zal in eeuwige gedachtenis zijn. Hij zal voor geen kwaad gerucht vrezen; zijn hart is vast, betrouwende op den HEERE. Zijn hart, wel ondersteund zijnde, zal niet vrezen; totdat hij op zijn wederpartijen zie. Hij strooit uit, hij geeft den nooddruftige; Zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid; Zijn hoorn zal verhoogd worden in eer, Ps. 112:5-9.’ Kom vrienden, Johannes roept ons in, 1 Johannes 3:18 op: ‘Mijn kinderkens, laat ons niet liefhebben met den woorden, noch met de tong, maar met de daad en waarheid.’ Geve God ons die zegen dat wij Zijn genade genietend, in navolging van Jezus, onszelf op het altaar leggen, als een aalmoes tot eer van God en heil van onze naasten. Hem zij alle eer, amen.
Wilco Vos Veenendaal 30-10-2017