Woorden van Jezus – Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders
‘En als Hij nog tot de scharen sprak, ziet, Zijn moeder en broeders stonden buiten, zoekende Hem te spreken. En iemand zeide tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders staan daar buiten, zoekende U te spreken. Maar Hij, antwoordende, zeide tot dengene die Hem dat zeide: Wie is Mijn moeder, en wie zijn Mijn broeders? En Zijn hand uitstrekkende over Zijn discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. Want zo wie den wil Mijns Vaders doet, Die in de hemelen is, dezelve is Mijn broeder, en zuster, en moeder, Matth. 12:46-50.’
De Heere Jezus weerlegt de boze woorden van de farizeeërs en onderwijst de mensen wat de ware gerechtigheid is. Hij wijst hen op het teken van Jona, die drie dagen en drie nachten in de buik van de vis was, als voorafschaduwing van de periode dat Jezus Zelf in het graf zou zijn. Vanwaar Hij, als Triomfator over de satan, de dood, de hel en het graf zou opstaan om allen die in Hem geloven eeuwig leven te geven. Hij spreekt over de onreine geesten, die wel uitgeworpen kunnen worden, maar helaas weer terug zullen komen in het leven van hen die zich niet bekeren, door te breken met de zonden. Terwijl Hij op deze indringende wijze aan het onderwijzen is, wordt Hij in Zijn rede onderbroken met de mededeling dat Zijn moeder en broeders er zijn om Hem te spreken. Vanwege het aantal mensen dat om Jezus vergaderd is, is het voor hen onmogelijk om bij Hem te komen. Wat de precieze reden van hun komst is, wordt niet vermeld, het kan zijn om Hem van eten te voorzien, Hem te waarschuwen voor de valstrikken van de farizeeërs of Hem te manen om toch voorzichtig te zijn en aan Zichzelf te denken. Het geeft ons wel te denken dat de mensen om Jezus vergadert, meer belangstelling tonen in Zijn onderwijs dan Zijn moeder en broeders. Zij waren natuurlijk bevoorrecht dagelijks in Zijn nabijheid te zijn, te zien en te horen hoe Hij het leven leefde en hadden daarom waarschijnlijk minder behoefte om Hem overal te volgen.
Zij die geroepen worden om als trouwe Godsgezanten de boodschap van geloof en bekering te prediken, moeten er niet op rekenen door naaste familieleden toegejuicht te worden. Sommigen zijn afkeurend, anderen hebben grote vraagtekens en weer anderen zijn bezorgd, toch zijn het allemaal hindernissen die alleen in het geloof gepasseerd kunnen worden.
Hoe het ook zij, hoe lief, meelevend, bezorgt of misschien zelfs afkeurend de rede van de komst van Jezus moeder en broeders ook was. Degene die Jezus onderbrak in Zijn rede krijgt het volgende antwoord: ‘Wie is Mijn moeder, en wie zijn Mijn broeders?’ Met andere woorden; ‘wie zijn zij dat ze mij in Mijn rede onderbreken?’ Moeten we nu niet denken aan de woorden van Jezus die Hij jaren daarvoor tot zijn bezorgde moeder sprak: ‘Wist gij niet, dat ik moet zijn in de dingen van Mijn Vader? Luk. 2:49.’ Of aan het moment dat de wijn op het feest ontbrak en Zijn moeder Jezus er op wees. ‘Vrouw, wat heb Ik met u te doen? Mijn ure is nog niet gekomen.’ Hoe lief moeders ook kunnen zijn, zij kunnen met hun bezorgdheid obstakels zijn in het gehoorzaam volgen van de hemelse Vader. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor moeders denk maar aan de woorden van Jezus: ‘Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig, Matth. 10:37.’ In Lukas 14:26 zegt Hij: ‘Indien iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader, en moeder, en vrouw, en kinderen, en broeders, en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn.’ Heel duidelijk zegt Jezus hier, dat als wij meer gehoorzaamheid of liefde hebben tot onze vader, moeder, broer en zus, vrouw, of kinderen, we geen volgeling van de Heere Jezus kunnen zijn. Het is onmogelijk om alles achter te laten en Jezus te volgen als we de mening en het verlangen van onze geliefden belangrijker vinden dan het verlangen van God onze Vader. Natuurlijk bedoeldt Jezus niet te zeggen dat we onze familie niet moeten liefhebben en onze ouders niet moeten respecteren. Zij die Jezus liefhebben, zullen hun familie liefhebben en hun ouders respecteren, dit kan niet anders, maar dat betekent niet dat zij met hun verlangens, inzichten, woorden en daden soms in gaan tegen dat wat de familie goed lijkt. Jezus moet op dit moment onderwijzen, daar is Hij voor geroepen en geen moeder of broer mag Hem daarvan afhouden. Niets in de wereld kan belangrijker zijn dan te zijn in de werken van de hemelse Vader.
We zien Jezus Zijn hand uitstrekken over Zijn discipelen terwijl Hij zegt: ‘Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. Want zo wie den wil Mijns Vaders doet, Die in de hemelen is, dezelve is Mijn broeder, en zuster, en moeder.’ Nee moeders, broers of zussen, laat nu de jaloezie niet opkomen maar probeer de woorden van Jezus te plaatsen in het juiste licht. Hij schrijft Zijn lieve moeder en zijn broers niet af, maar onderstreept de diepste essentie van het ware leven. We weten dat als Jezus aan het kruis hangt, Hij Zijn lieve moeder en Johannes Zijn discipel toespreekt: ‘Jezus nu, ziende Zijn moeder, en den discipel, dien Hij liefhad, daarbij staande, zeide tot Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. Daarna zeide Hij tot den discipel: Zie, uw moeder. En van die ure aan nam haar de discipel in zijn huis, Joh. 19:25-27.’ Zelfs het bitterste lijden, de diepste pijnen en de grootste angsten, konden de liefde tot Zijn moeder niet wegnemen, deze liefde blijkt wel bijzonder in Zijn woorden van ontferming. Toch hebben zij allen een les moeten leren, de les die Jezus hen leerde in de woorden die wij vandaag overdenken. In Lukas 8:21 lezen we het als volgt: ‘Mijn moeder en Mijn broeders zijn dezen, die Gods Woord horen, en datzelve doen.’ Vaders wil doen, het Woord van God horen en dat doen, maakt ons tot de geliefden van Jezus, ja hen noemt Hij Zijn broeder, zuster en moeder. In Lukas 11 lezen we dat er een vrouw roept: ‘Zalig is de buik, die U gedragen heeft, en de borsten, die Gij hebt gezogen.’ Waarbij zij, het focus legt op moeder Maria, die hoewel begenadigd, toch maar gewoon een vrouw van vlees en bloed is zoals alle andere vrouwen, nee niet op Maria moet ons focus liggen, daarom antwoorde Jezus haar: ‘Ja, zalig zijn degenen, die het Woord Gods horen, en hetzelve bewaren.’
Lieve vrienden, als Jezus een omschrijving geeft van Zijn ware broeders, zusters en moeder, kunnen wij onszelf daar dan bij rekenen? Is het ons verlangen om de wil van onze hemelse Vader te doen, om te bewaren wat tot ons komt door het Woord van God en dat doen? Als dat zo is, dan mogen wij onszelf gelukkig prijzen. Misschien zegt u: ‘Ik weet het niet zeker, wat is de wil van God de Vader en wat moet ik doen?’ Luister dan naar het Woord van God: ‘En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage, Joh. 6:40.’ Niet vaak genoeg kunnen we met Johannes uitroepen: ‘Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.’ Laat de boodschap van redding en genade tot u doorklinken: U hebt gezondigd, want alle mensen hebben gezondigd en alle mensen verdienen het om voor eeuwig van God gescheiden te zijn, om te komen in het verschrikkelijke oordeel dat zich zal voltrekken over allen die nooit hebben gebogen onder het Woord van God. Zalig daarentegen zij die in het besef van schuld en zonden de toevlucht nemen tot Jezus Christus, Die geroepen heeft: ‘Komt herwaarts tot Mij alleen dien vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.’ De wil van God is dat wij ons oog richten op Jezus Christus als de Zaligmaker van de wereld en in Hem geloven door onszelf over te geven in Vaders hand, in het vertrouwen dat ons alle zonden om Christus wil vergeven zijn. Dat is de boodschap die we zojuist lazen in Johannes 6. Dan mogen wij onszelf broeders en zusters van Jezus Christus weten, Hij heeft ons als onze oudste broeder teruggebracht in de gemeenschap met God onze Vader. Door het geloof mogen wij met Paulus zeggen: ‘Zo dan, wij kennen van nu aan niemand naar het vlees; en indien wij ook Christus naar het vlees gekend hebben, nochtans kennen wij Hem nu niet meer naar het vlees. Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden, 2 Kor. 5:16,17.’ In Christus zijn wij een nieuwe schepping, dit is een feit of we het nu voelen of niet, het is een gelovig aanvaarden en uit die rijkdom leven. Is er een heerlijker gedachte te bedenken dan te overdenken een broeder en zuster van Christus te zijn een geliefd kind van God de Vader? Als wij vanuit deze rust leven en zo het Woord van God onderzoeken, dan zal de liefde van God ons hart meer en meer vervullen. Die pure liefde, die ons vanzelf vervult met liefde tot God en onze naasten zal ons bewaren voor krampachtigheid en een wettische godsdienst. Dan mogen wij onszelf naast broeders en zusters ook vrienden weten, vrienden van Jezus, Die gezegd heeft: ‘Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebiede, Joh. 15:14.’
Lieve vrienden, broeders en zusters laat het ons grootste verlangen zijn om de wil van God de Vader te doen. Dat is te geloven in Zijn Zoon, Zijn voetstappen te drukken en van Hem te leren wat zachtmoedigheid, gehoorzaamheid en ware liefde is. God zegen u tot glorie van het Lam. Amen.
Wilco Vos Veenendaal 17-09-2018