Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Wie van deze twee heeft de wil van de Vader gedaan?

‘Maar wat dunkt u? Een mens
had twee zonen, en gaande tot den eersten, zeide: Zoon! ga heen, werk heden in
mijn wijngaard. Doch hij antwoordde en zeide: Ik wil niet; en daarna berouw
hebbende, ging hij heen. En gaande tot den tweeden, zeide desgelijks, en deze
antwoordde en zeide: Ik ga, heer! en hij ging niet. Wie van deze twee heeft den
wil des vaders gedaan? Zij zeiden tot Hem: De eerste. Jezus zeide tot hen:
Voorwaar, Ik zeg u, dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk
Gods. Want Johannes is tot u gekomen in den weg der gerechtigheid, en gij hebt
hem niet geloofd; maar de tollenaars en de hoeren hebben hem geloofd; doch gij,
zulks ziende, hebt daarna geen berouw gehad, om hem te geloven, Matth.
21:28-32.’

Terwijl de Heere Jezus de
Evangelieboodschap leerde in de tempel, zijn de oversten, met de
Schriftgeleerden en de ouderlingen tot Hem gekomen. Ze zijn er op uit om Hem te
vangen. Ze bemerken dat de invloed van Jezus groter is dan zij wensen, waarbij
komt dat Hij ingaat tegen hun inzichten en blootlegt dat zij geveinsden zijn
die de eer van mensen zoeken. Nadat Jezus voor de tweede keer de tempel heeft
gereinigd van koophandel en duidelijk maakte dat de tempel tot een rovershol en
een plaats van handel geworden was terwijl het een huis van gebed moest zijn,
is de maat voor de oversten van het volk vol geworden. Het wordt tijd om Jezus
tot zwijgen te brengen. Zij overvallen Hem als het ware midden in Zijn rede met
de vraag wie Hem de macht gegeven heeft om de werken die Hij doet te doen.
Jezus was er niet op uit om te discussiëren maar stelde hen een wedervraag om
hen tot zwijgen te brengen. Als zij zouden antwoorden of de doop van Johannes
uit de hemel of uit de mensen was, dan zou Hij zeggen door wat macht Hij deze
dingen deed. Zij begrepen dat zij geen kant op konden omdat iedereen Johannes
erkende als een profeet, maar dat wilden zij niet toegeven want dan zou Jezus
macht ook uit de hemel zijn. Nadat zij zeiden dat zij het niet wisten, gaf
Jezus hen ten antwoord dat ook Hij hen niet zou zeggen door wat macht Hij deed
wat Hij deed.

Vervolgens zegt Hij: ‘Maar
wat dunkt u?’
waarop Hij hen de gelijkenis van de twee zonen voorstelt. We
weten dat de Heere Jezus Zijn discipelen door veel gelijkenissen heeft
onderwezen in het Koninkrijk der hemelen. Zo wil Hij ook deze overpriesters,
ouderlingen en Schriftgeleerden onderwijzen doormiddel van een gelijkenis
waardoor zij een dieper inzicht kunnen krijgen in hun eigen leven. Zij mogen
zichzelf de vraag stellen met welke van de twee zonen zij vergeleken kunnen
worden. Waarbij wij vandaag meeluisteren en ook onszelf zullen onderzoeken.

‘Een mens had twee zonen,
en gaande tot den eersten, zeide: Zoon! ga heen, werk heden in mijn wijngaard.’
Een mens had twee zonen. We zouden kunnen zeggen dat de Heere Jezus hier de
mensheid opdeelt in twee groepen, voorgesteld door twee zonen. Een Vader die
alle mensen geschapen heeft en alleen al om die reden ons zonen en dochters kan
noemen, Hij zond Zijn Eniggeboren Zoon om afgedwaalde zonen en dochters weer
terug te krijgen in Zijn gemeenschap. Maar helaas is het hart van de mensen,
zoals blijkt in de wereld, niet vol liefde tot de hemelse Vader maar eerder vol
haat en afkeer. De mensen willen niet als kinderen van een hemelse Vader gezien
worden, een vader Die hen liefheeft, opvoed, corrigeert en ter verantwoording
roept over dat wat gedaan, niet gedaan en gedacht is. Zo blijkt ook uit deze
geschiedenis. De zonen krijgen opdracht om in de wijngaard te gaan werken. We
zouden dit kunnen plaatsen in de context van de opdracht die Adam, onze
voorvader, kreeg om de aarde te bebouwen en te beplanten. We kunnen het nog
dichterbij trekken en stellen dat de roep tot ons komt om in de wijngaard van
God te werken, door Hem gelovig lief te hebben en de boodschap van redding en
genade bekend te maken in heel de wereld.

De eerste zoon blijkt weinig
respect te hebben voor zijn vader en antwoord met zijn eigenwijze woorden: ‘Ik
wil niet.’
Zij die kinderen hebben weten hoe pijnlijk het voor het vader en
moederhart is als een kind tegenspreekt en niet wil luisteren naar de opdracht
die het krijgt. Maar zie, de zoon komt tot inkeer, heeft berouw van zijn
eigenwijsheid en gaat toch, om zo gehoorzaam te zijn aan de opdracht van zijn
vader. De andere zoon, krijgt dezelfde opdracht, ook hij wordt uitgezonden om
in de wijngaard van zijn vader te werken. Hij geeft een heel wat respectvoller
antwoord: ‘Ik ga, heer!’ Hij noemt zijn vader heer, waaruit respect
klinkt en onderdanigheid, zijn vader is heer en hij heeft te gehoorzamen. Wat
een zegen om kinderen te hebben die zich respectvol voordoen, ik geloof dat we
daar vandaag de dag in Nederland in tekortschieten. Maar zie, hoe mooi het
antwoord ook klonk, de keuze maakte duidelijk dat het hart niet gehoorzaam is. De zoon gaat namelijk helemaal niet uit in de
wijngaard van zijn vader. Hij zij ‘ja’ maar deed ‘nee’, terwijl de ander ‘nee’
zei en ‘ja’ deed.

Dan vraagt Jezus: ‘Wie van
deze twee heeft den wil des vaders gedaan?’
Aandachtig hebben zij
geluisterd naar dat wat Jezus hen voorstelde, hun antwoord is snel gegeven:
‘De eerste.’
Logisch, hoewel de zoon onbeschaamd was in zijn antwoord heeft
hij toch gehoorzaamheid in zijn daden laten zien. Dan zegt Jezus: ‘Voorwaar,
Ik zeg u, dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk Gods. Want
Johannes is tot u gekomen in den weg der gerechtigheid, en gij hebt hem niet
geloofd; maar de tollenaars en de hoeren hebben hem geloofd; doch gij, zulks
ziende, hebt daarna geen berouw gehad, om hem te geloven.’

Het klinkt als een donderslag
bij heldere hemel, wat een scherpe woorden, hier staan de mannen van naam,
mannen die aangesteld zijn om het volk te onderwijzen uit de Schriften en hen
voor te gaan in het spoor der gerechtigheid, het zijn de leidslieden van het
volk. Maar Jezus zegt hen recht in het gezicht dat de tollenaren en de hoeren
hen voor zullen gaan in het Koninkrijk Gods. Hij vergelijkt hen bij de zoon die
zei: ‘Ik ga heer!’ maar toch niet ging. Hun woorden leken hoopvol, het
getuigenis klonk goed, ze onderzochten de Schriften en onderwezen het volk in
de Thora, maar hun daden waren slecht. Johannes was gekomen en heeft ook hen
opgeroepen zich te bekeren maar dat hebben zij niet gewild. Dat terwijl de
hoeren en de tollenaren, die lieten blijken niet veel op te hebben met Het
Woord van God, berouw hebben getoond op de prediking van Johannes, zich
bekeerden en het evangelie gehoorzaam zijn geworden.

Het waren juist deze ogenschijnlijk
vrome mannen die zich ergerden aan het feit dat Jezus de tollenaren en de
hoeren ontving en met hen at. Zij begrepen het niet, nee hun blinde trotse
hoogmoed en eigenliefde konden niet bevatten hoe een Rabbi zich zo kon laten
gaan. Dat, omdat zij zelf niet begrepen wat ware gerechtigheid, genade en
liefde inhield. Juist daarom had Jezus gezegd: ‘Want Ik zeg u: Tenzij uw
gerechtigheid overvloediger zij, dan der Schriftgeleerden en der Farizeen, dat
gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan, Matth. 5:20.’
De
maat van hun gerechtigheid is niet genoeg om het Koninkrijk der hemelen in te
kunnen gaan, omdat het een valse gerechtigheid is, een gerechtigheid door
mensen gemaakt. Net zoals de vijgenboombladeren van Adam en Eva, betekent het
niets voor God. Het is een gruwel in Gods oog als wij rusten in eigen werken,
inzicht, kennis en een vormendienst die ten diepste vijandig is tegen God en
Zijn genade. Zalig daarentegen, hij die zichzelf heeft leren kennen als een
tollenaar of een hoer, als een zondaar die met al wat hij of zij heeft,
verloren moet gaan als wij ons stellen in het licht van Gods gerechtigheid.
Zalig hij en zij die net als de zoon, ja als de hoeren en de tollenaren tot
inzicht komen dat de keuze een brutale keuze, een daad van opstandige
respectloosheid en zich bekeren tot God de Vader door het geloof in Jezus de
Zaligmaker.

Wie we ook zijn, we kunnen ons
niet beroepen op afkomst, we kunnen niet pleiten op het feit dat we ons op een
bepaalde manier inzetten of geroepen voelen bepaalde zaken te ondernemen. Al
zijn we de paus, een priester, een dominee, ouderling, diaken, voorganger,
evangelist, onderwijzer, of wat dan ook, de grote vraag is of we net als de
eerste zoon tot inkeer zijn gekomen, dat onze keuzes niet goed waren, dat we
met de hoeren en de tollenaren van God zijn vervreemd en met al onze daden
zeiden dat we geen lust hadden aan een leven in gehoorzaamheid aan Hem. Alleen
berouw over onze zonden en bekering tot God, door het geloof in Jezus de
Messias, maakt ons onderdanen van het hemelse Koninkrijk. Denk aan een David,
wat had hij gezondigd, vol aandacht luisterde hij naar de gelijkenis van Nathan
en vol vuur wist hij te oordelen over de zondaar. Wat een ontzetting, toen
bleek dat hijzelf die zondaar was. Maar wat een genade heeft God bewezen op
zijn gebed om ontferming.

De woorden van Jezus worden zo
mooi onderstreept in hoofdstuk 18 van Ezechiël: ‘Maar wanneer de goddeloze
zich bekeert van al zijn zonden, die hij gedaan heeft, en al Mijn inzettingen
onderhoudt, en doet recht en gerechtigheid, hij zal gewisselijk leven, hij zal
niet sterven, Zou Ik enigzins lust hebben aan den dood des goddelozen, spreekt
de Heere HEERE; is het niet, als hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij leve?
Maar als de rechtvaardige zich afkeert van zijn gerechtigheid, en onrecht doet,
doende naar al de gruwelen, die de goddeloze doet, zou die leven? Al zijn
gerechtigheden, die hij gedaan heeft, zullen niet gedacht worden; in zijn
overtreding, waardoor hij overtreden heeft, en in zijn zonde, die hij gezondigd
heeft, in die zal hij sterven, Ezech. 18:21-24.’

Hoort u bij de vrome lieden
die straks buiten zullen staan als de Koning der koningen komt om te oordelen
de levenden en de doden of zult u met de hoeren en de tollenaren die zich
hebben bekeerd op de prediking van het Evangelie ingaan in de heerlijkheid die
God bereid heeft voor alleen die Hem vrezen? Bekeert u en gelooft het
Evangelie, gelooft in Jezus Christus en gij zult zalig worden en zijn. Amen
Hallelujah. 

Wilco Vos Veenendaal 17-06-2019