Zalig zijn de armen van geest
‘Zalig zijt gij, armen, want uwer is het Koninkrijk Gods, Luk. 6:20.’
We weten uit de woorden van de Heere Jezus dat het gemakkelijker is dat een kameel gaat door het oog van de naald, dan dat er een rijke zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen (Matth. 19:24). Ook de apostel Jakobus schrijft daarover: ‘Hoort, mijn geliefde broeders, heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld, om rijk te zijn in het geloof, en erfgenamen des Koninkrijks, hetwelk Hij belooft dengenen, die Hem liefhebben? Jak. 2:5.’ Als we goed opletten, dan lezen we hier dat de sleutel niet arm of rijk is, maar Gods verkiezing die zich openbaart in hen die Hem liefhebben. Ja allen die de Heere Jezus Christus liefhebben, die zullen ingaan in Zijn Koninkrijk. U hoeft niet bevreesd te zijn of u wel of niet uitverkoren bent, u hoeft er niet over in te zitten of u rijk of arm bent. Want niet de armoede of de rijkdom maakt het verschil maar het hart van ieder persoonlijk. Is het niet waar dat er armen kunnen zijn die zich meer zorgen maken om geld en goed dan de rijken? Is het niet waar dat de arme zich meer kan vastklampen aan het geld in geldgierigheid dan de rijke die deelt van zijn zegeningen? Toch is het waar dat rijkdom een gevaar is waarin men maar al te gemakkelijk verstrikt kan raken, waarbij genoeg nooit genoeg is en men vergeet dat alles Gods gave is. Rijk en arm worden opgeroepen om te delen aan hen die nood hebben en te beseffen dat de lessen die de Heere God ons geleerd heeft rond het geven van de tienden ons leren om te delen in het besef dat het alles maar gekregen is. Wij worden opgeroepen om te denken aan de weduwe die niet gaf van haar overvloed maar uit haar gebrek (Mark. 12:44).
De woorden boven onze overdenking voeren ons mee naar de berg waarop de Heere Jezus zit samen met Zijn discipelen. Hier krijgen wij onderwijs van Hem die gekomen is om te zoeken en zalig te maken dat wat verloren is. Eens in de woestijn op de berg Horeb, deed de donder en de bliksem de mensen beven, terwijl daar klonken de woorden van Gods wet. Later als het volk Israël het beloofde land intrekt zijn daar de bergen Ebal en Gerizim, daar klinkt de zegen vanaf de Gerizim en horen we de vloek vanaf de Ebal (Deut. 11:29). Wat een rijkdom ligt er opgesloten in die wet van God. Maar hoe weinigen hebben dat begrepen, wat een opstand tegen God, in het knielen voor de afgoden, in het brengen van de kindoffers en het leunen op eigen inzichten. Hoe hebben later de Farizeeërs en de Schriftgeleerden het ingewikkeld gemaakt door de mensen te laten zuchten onder een juk der dienstbaarheid, door hun verkeerde uitleggingen van Gods wet en het ontwikkelen van vele wetjes en geboden. Nooit heeft God Zijn wetten gegeven om ons daardoor het eeuwige leven te geven. In het houden van de geboden is grote loon (ps. 19:11), het geeft Jood en heiden geen eeuwig, maar fysiek leven en leert ons dat wij van nature geneigd zijn om de rechtvaardige wetten van God te overtreden door onze eigenwijze en opstandige keuzes. Naast de ziekten, de pijnen en de dood is daar de eeuwige verdoemenis voor allen die ongehoorzaam zijn. Niemand kan ooit door het houden van Gods geboden de zaligheid verdienen, nee daarvoor moest bloed vloeien van een onschuldig lam. Zie daar het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Christus Jezus, de Zoon van God is gekomen, Hij onschuldig, nam de schuld en de zonden van de mens op Zichzelf, ging aan het kruis om plaatsvervangend de vloek te dragen en te sterven zodat iedere zondaar weer terug kan komen in gemeenschap met God. Hij is opgestaan, Hij leeft, is opgevaren naar de hemel vanwaar Hij komt om te oordelen de levende en de doden. Deze Jezus leert ons op de berg het volgende: ‘Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen. Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota noch een tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied. Zo wie dan een van deze minste geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg u: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij, dan der Schriftgeleerden en der Farizeen, dat gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan, Matth. 5:17-20.’ Voor u en voor mij komt het eropaan dat onze gerechtigheid groter is dan die van de Schriftgeleerden en de farizeeën. Is dat dan een gerechtigheid die wij kunnen verdienen door het houden van de wet? Nee! Het is de volmaakte gerechtigheid van Christus die wordt toegerekend aan allen die Hem liefhebben, in Hem geloven en Hem volgen met heel de geest, ziel en lichaam.
Daar zit Jezus op de berg met om Hem heen, hen die alles hebben achtergelaten om Hem te volgen. Daar zaten eenvoudige verachte Galileeërs, daar zaten mannen die dagelijks hadden gevist, daar zat een tollenaar, wat waren zij eenvoudig vergeleken bij de geleerde farizeeërs en de Schriftgeleerden. Zij begrepen er soms zo weinig van, ze konden zo heen en weer geslingerd worden als het ging om het verstaan van Gods stem, ze konden zo worstelen met hun karakter dat maar niet wilde buigen. Daar zaten de zonen des donders en een impulsieve Petrus, toch waren ze allen, stuk voor stuk waardevol voor God. De Heere Jezus gaat hen uitleggen wie nu de ware volgelingen van Jezus zijn, wie het nu werkelijk zijn die in Zijn Koninkrijk zullen ingaan: ‘Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen, Matth. 5:3.’ Wat een bevrijdende woorden voor hen die het zo vaak niet weten. Voor hen die zo vaak door de bomen het bos niet meer zien. Voor hen die worstelen met hun karakter, hun verkeerde begeerten en hun opstandige aard. Ja zij die juist door al deze dingen uitroepen: “O God, wees mij zondaar genadig”. Zij die opzien naar boven en uitroepen: “Heere zend U Uw Licht en uw Waarheid, dat die mij geleide. Heere weest U mijn Gids op heel mijn levenspad.” Zij staan zo vaak met de mond vol tanden, hebben niet op iedere vraag een antwoord en weten zo vaak niet eens hoe zij het met zichzelf hebben. Wat een armen van geest, hoor vrienden er is hoop, want Jezus leeft. Hij heeft gezegd: “Zalig zijn de armen van geest.” Buig uw knieën, belijd uw opstand, uw zondige verlangens, uw onwetendheid en zie maar op Jezus. Hij is de bron van uw Zaligheid. Door het geloof mag u, zo arm als u bent, weten dat Hij uw volkomen Zaligmaker is: ‘Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing; Opdat het zij, gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in den Heere, 1 Kor. 1:30,31.’ Het is niet onze kracht, niet onze inzet, niet onze gerechtigheid, onze gebeden, het zoeken of het lezen in Gods Woord maar het eenvoudige geloof waardoor wij mogen roemen in Zijn genade en weten in Hem meer dan overwinnaars te zijn.
Armen van geest, dat zijn zij die zich schikken in hun lot, die nederig en ootmoedig zijn over alles wat zij hebben, doen en gedaan hebben. Zij die ontdekken dat steeds als zij iets weten of hebben, weer over de kop gaan om met lege handen op te zien naar boven. Steeds opnieuw leren zij om niet te vertrouwen op zichzelf of op anderen maar het vertrouwen te stellen in de Heere alleen. ‘HEERE der heirscharen! welgelukzalig is de mens, die op U vertrouwt, Psalm 84:12.’ De armen van geest kunnen zich verblijden in de woorden van de Heere Jezus: ‘Voorwaar zeg Ik u: Indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan, Matth. 18:3.’ Geen kennis, geen inzicht, geen diploma’s, pluimen of strikjes maar eenvoudig vertrouwen op God de Vader als een afhankelijk kind. Het kind weet niet zoveel, maar vader weet alles, het kind is niet zo sterk maar vader is de sterkste, het kind weet niet waar het eten vandaan moet halen maar vader zal zorgen. Kom vrienden, onderzoek uzelf, bent u een arme van geest die vol verlangen alles van de Heere verwacht? Laat alles maar los wat geen God en Christus is en laat Zijn vrede uw hart vervullen, nog een kleine tijd en Hij zal komen om allen die Hem verwachten te brengen in het Koninkrijk der hemelen. O wat een vreugde zal dat zijn, als satan het onderspit moet delven, de goddelozen van het toneel zullen verdwijnen en de wereld weer een Koninkrijk van vrede zal zijn.
Misschien haalt u uw neus op voor de woorden van onze Heiland, misschien denkt u het beter te weten en hebt u geen behoefte om te leven als een armen van geest, die verlangend alles van God begeert. U bent rijk zoals dat ook van de Laodicénzen beschreven staat: ‘Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt, Openb. 3:17.’ U bouwt op uw rijkdom terwijl u straatarm bent, u denkt het te weten terwijl u straks tot de ontdekking moet komen dat het niets anders was dan een hersenspinsel. Vrienden, als dit uw toestand is, laat dan de waarschuwende woorden van de Heiland u tot inkeer brengen: ‘Maar wee u, gij rijken, want gij hebt uw troost weg, Luk. 6:24.’ Misschien gaat het u nu voor de wind, maar straks zult u tandenknarsend moeten vergaan. Kom, wordt wakker, zie op uzelf en keer u tot de Heere Jezus. Hij heeft geen lust in de dood van de zondaar maar daarin dat zij zich bekeren en leven. Ik bid dat al uw rijkdom nu vergaan mag om als een arme bedelaar op te zien tot de Almachtige God, Hij zal Zich over u ontfermen. ‘Vernedert u voor den Heere, en Hij zal u verhogen, Jak. 4:10.’ O welk een liefdevolle Heiland is Hij. ‘De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God! niet verachten, Ps. 51:17.’ Laten wij ons dan vernederen, want in zulke offers heeft de Heere lust, Hij zal ons zegenen. Nog even het zal vrede zijn. Amen.
Wilco Vos Veenendaal 17-10-2016