Wij wonen op de aarde, in onze omgeving kennen wij behoorlijk wat mensen, sommigen alleen van gezicht anderen wat beter. Wat kan er veel verborgen zijn voor onze ogen, wat kan er veel verdriet schuilen achter de maskers die wij zien. Wat een leed hebben onze zonden veroorzaakt. Wij mensen kunnen elkaar van alles wijsmaken, dingen worden verteld als zijnde de volle waarheid, terwijl het de volle leugen is. Wij zijn nietige mensen, vaak gericht op het overleven en het redden van ons eigen welzijn. Boven dit alles woont God in de hemel, Zijn ogen doorlopen de ganse aarde (2 Kron. 16:9). voor Hem is niets verborgen (Job. 34:21. Spr. 5:21, 15:3. Jer. 16:17, 32:19). Hij is niet alleen de Schepper van hemel en aarde maar ook de bron van liefde. Het is genade alleen dat wij mensen elkaar kunnen liefhebben, dat we tegenover al het onrecht en leed, ook liefde ervaren. Dat wij mensen elkaar tot steun kunnen zijn, elkaar kunnen verzorgen, en liefhebben. Dat er mensen zijn die het goede voor elkaar zoeken, dat er mensen zijn die niet in de eerste plaats alleen aan zichzelf denken. Wat is het heerlijk om te zien dat er gezinnen zijn waar de gezinsleden elkaar liefhebben en het goede voor elkaar zoeken. Nog veel heerlijker is het om te zien dat er gezinnen zijn waar niet alleen onderlinge liefde heerst maar waar de liefde van God het hart en het gezin vervuld. Als de ouders van het gezin zeggen met David, ‘Mijn ogen zijn geduriglijk op de HEERE, Ps. 25:15’ Als ze samen zingen dat hun ogen gericht zijn op de Heere onze God (Ps. 123). Zij verstaan de diepe betekenis in de woorden ‘Laat uw ogen rechtuit zien, en uw oogleden zich recht voor u heen houden, Spr. 4:25.’ Vroeger zochten zij hun vermaak in de wereld, maar daar kwam een moment dat zij op Hem mochten zien, Hem als een waterstroom hebben aangelopen en de zaligheid in God hebben gevonden (Ps. 34:6). Nu is het hun hartelijke wens om hun oog rechtuit te houden en te zien op de God vanwaar alleen hun verwachting is.
Tot u en mij komt de vraag of ook onze ogen geopend zijn om te zien de heerlijke verborgenheid die er te vinden is in onze God. In het Oude Testament vinden we de geschiedenis van het volk Israel, het volk wat in het bijzonder geliefd is door de Heere God, het is Zijn verbondsvolk, Zijn oogappel. Toch lezen we van hen, als zij zich verhard hadden in het afkeren van de levende God en zich steeds weer keerden tot de afgoden, dat God tegen Jesaja zegt: ‘ Ga heen en zeg tot dit volk: Horende hoort, maar verstaat niet, en ziende ziet, maar merkt niet. Maak het hart dezes volks vet en maak hun oren zwaar en sluit hun ogen, opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren hore, noch met zijn hart versta, noch zich bekere, en Hij het geneze, Jes. 6:9,10.‘ Ze hadden zich afgekeerd van de levende God, zich verhard in de zonden en nu werden hun ogen verblind. Later in Jeremia 5:21 lezen we ‘Hoort nu dit, gij dwaas en harteloos volk; die ogen hebben, maar zien niet, die oren hebben, maar horen niet.’ Wat een les ook voor ons om te luisteren naar Zijn dierbare stem. Hem de levende God te gehoorzamen en ons ernstig af te vragen wat Zijn doel is met ons leven. Hoor hoe de blijde boodschap klonk in het Oude Testament. ‘En te dien dage zullen de doven horen de woorden des Boeks; en de ogen der blinden, zijnde uit de donkerheid en uit de duisternis, zullen zien, Jes. 29:18.’ Daar werd voorzegd dat er dagen zouden komen dat mensen vanuit de duisternis gered zouden worden om te wandelen in het Licht. Als we denken aan de tijd die er lag tussen de profetieën van het oude Testament en de vervulling van de belofte in het begin van het Nieuwe Testament, dan was dat een stikdonkere tijd, reikhalzend werd er uitgezien naar de vervulling van de belofte. Wat een blijdschap vervulde in de volheid des tijds, het hart van Simeon, toen hij zijn Jezus in de armen mocht sluiten. We horen het Hem uitjubelen: ‘Nu laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw woord; Want mijn ogen hebben Uw Zaligheid gezien, Luk. 2:29,30.’ Daar zag hij de zaligheid, de Zaligmaker die gekomen was om hem van schuld en zonden te bevrijden. O wat een vreugde, nu kon Simeon in vrede sterven.
We weten dat de Heere Jezus Zijn prediking op de aarde juist onder het volk Israël heeft gehouden. Als Hij sprak, dan sprak Hij door gelijkenissen, beelden genomen uit het dagelijks leven met een diepere betekenis. Als de discipelen dan vragen waarom Hij door gelijkenissen spreekt dan krijgen ze als antwoord: ‘Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan. En in hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien en geenszins bemerken. Want het hart dezes volks is dik geworden, en zij hebben met de oren zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zich bekeren, en Ik hen geneze. Doch uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen. Want voorwaar Ik zeg u, dat vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien de dingen die gij ziet, en hebben ze niet gezien; en te horen de dingen die gij hoort, en hebben ze niet gehoord, Matth. 13:13-17.’ We zien dat het volk doof en blind was voor de blijde boodschap die gebracht werd. Ze leefden als godsdienstige Joden stipt volgens de wetten van Mozes, daarnaast waren er nog vele wetten en regels bijgemaakt, zodat ze werkelijk gebukt gingen onder het juk der dienstbaarheid. Nu, Jezus van Nazareth gekomen was en hen opriep om zich te bekeren, vond de boodschap geen ingang, zij hoefden zich immers niet te bekeren. Volgens eigen inzicht leefden zij al zoals God het hebben wilde. De Farizeeën en Schriftgeleerden legden het volk zware lasten op, zij zagen streng toe op de handhaving van de wetten. Zij onderwezen het volk vanuit de Schriften, volgens eigen inzichten. Wat een ellendig en arm volk om zo zonder troost voor de ziel te moeten leven. Wat een donkere toekomst, wat een onzeker bestaan. Wat zal de eeuwigheid openbaren? Zalig zij die in Jezus hun leven hebben gevonden, Ja zalig de ogen van hen die zien wat een schoonheid er verborgen ligt in deze Jezus. Hij de Zoon des Vaders, vernederde Zich en kwam als de Zoon des mensen op deze aarde om ons van het slavenjuk te verlossen. Hij kocht ons vrij met Zijn dierbaar bloed. De straf die wij verdiend hadden, nam Hij vrijwillig op Zich, de toorn van Zijn hemelse Vader is over Hem, de onschuldige, uitgegoten. Zalig zij, die in Hem alleen hun leven zoeken, zalig zij, die in Hem mogen rusten voor deze tijd en voor de heerlijke nooit meer eindigende eeuwigheid. De discipelen mochten zien en horen wat het werkelijke doel was van Jezus komst, Zij mochten de boodschap horen die opgesloten lag in de gelijkenissen. Zalig hun ogen omdat zij zagen waar de Profeten en de al ontslapen heiligen naar hadden uitgezien.
De Heere Jezus onderwees zijn discipelen in de Bergrede ‘Zalig de reinen van hart; want zij zullen God zien, Matth. 5:8.’ Het gaat hier niet om het zien met onze natuurlijke ogen, hier spreekt Jezus over de ogen van onze geest. Wij hebben vandaag niet de mogelijkheid om Jezus te zien met onze natuurlijke ogen, toch is het zo dat al Zijn kinderen hun ogen op Hem geslagen hebben. Niets of niemand kan hen meer vreugde geven, dan er gevonden wordt in het zien op Jezus. Als onze geestelijke ogen Hem zien, dan zijn we bedorven voor de wereld, dan is ons hart vervuld met blijdschap, dan jubelt het in ons hart, “Kom Heere Jezus, kom haastiglijk, wanneer komt die dag, dat ik eeuwig bij U zal zijn?” Met de ogen van ons hart, van onze ziel, van heel ons bestaan, zien we Hem liggen in de stal te Bethlehem, de Heilige, de Zoon van God, als een hulpeloos kindje, geboren uit een vrouw. Vanuit de heerlijke heilige Hemel kwam Hij om in doeken gewonden, gelegd te worden in een kribbe. Wie kan dit vatten? Zijn leven begon, vluchtend voor Herodes. Later toen Hij opgroeide zagen we Hem in de timmermanswerkplaats van Jozef, ongetwijfeld zal Hij geholpen hebben met allerlei werk. Als Hij Zijn prediking begint, komen de Farizeeën en de Schriftgeleerden tegen Hem in opstand. Hij trekt het volk achter hen vandaan, Hij leert anders, ja als macht hebbende (Matth. 7:29). Ze willen Hem het zwijgen opleggen. De Zoon van God liet het toe dat Hij bespot werd, dat Hij zwart gemaakt werd onder het volk. Hij de Schepper van hemel en aarde wist dat Hij straks gebonden zou worden, om gedood te worden. Vrijwillig heeft Hij dit alles willen ondergaan, om zondige, eigenwijze Godslasteraars te zaligen. We zien Hem onder helse angsten, kruipen door de Hof. Geheel alleen, verlaten van alle mensen, zelfs zijn discipelen vielen in slaap. We zien Hem staan voor Pilatus met het spotkleed aan. Hoe wordt Zijn rug opengeslagen, Zijn hoofd doorboord door de doornenkroon. We zien em lopen door de straten van jeruzalem Hem lopen door de straten van Jeruzalem, met het kruis op Zijn bloedende rug en schouders. We zien Hem daar hangen met doorboorde handen en voeten. O, welk een onbegrijpelijke liefde, Jezus, Hij hangt daar in onze plaats. Zie de liefde in Zijn ogen, hoor hoe Hij bidt: ‘Vader vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen.‘ Wie kan verwoorden wat daar op Golgotha is gebeurd? Daar werden zondaars weer rein, Het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden. In Hem is al onze zaligheid, In Zijn dood vonden wij ons leven. Met onze ogen zien we hoe Hij sterft, uitroepend; ‘Het is volbracht’. Lieve vrienden, er hoeft van onze kant niets bij, Hij heeft alles volbracht, Hij heeft volkomen gehoorzaamd aan de wil van Zijn Vader. In Zijn offer is de Vader bevredigd, Zijn toorn geblust en kon Hij ons weer aannemen tot Zijn kinderen. In Christus Jezus, hebben wij een vrije toegang om te naderen tot onze Vader in de hemel. Met onze ogen zien wij op naar de Hemel en verlangen naar het moment dat de bazuinen klinken. Nog een kleine tijd en Hij zal komen om ons tot Zich te nemen, dan zullen we altijd bij Hem zijn. ‘Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; Daarna wij die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen, 1 Thess. 4:17.’
Wie zal kunnen verwoorden, wat de ogen zien van hen die Jezus hebben lief gekregen? Zij zien in Hem alles wat hun hart begeerd. In Hem zien zij God, zoals Hij het Zelf verklaard heeft in Zijn Woord. ‘Ik en de Vader zijn één, Joh. 10:30.’ ‘En die Mij ziet, die ziet Dengene Die Mij gezonden heeft. Joh. 12:45.’ Zoals Johannes heeft verklaard in Hoofdstuk 1:18: ‘Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard.’ Het is Gods Geest in ons die ons hart opheft en op Hem doet zien. De godsdienst van hen die Hem hebben lief gekregen is niet gelegen in uiterlijke dingen als extreme uitbundigheid of wetticisme, ‘God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid, Joh. 4:24.’ Heel ons leven is gericht op Hem die ons heeft liefgehad, Hij heeft ons hart vervuld met Zijn liefde en nu willen we Hem dienen, zoals Hij gediend wil worden. Wat een heerlijke toekomst is er weggelegd voor allen die Hem hebben lief gekregen. ‘Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen. Maar wij weten dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien gelijk Hij is, 1 Joh. 3:2.’ Dan zullen onze ogen Hem zien, in al Zijn glorie, in al Zijn heerlijkheid, niets zal ons daar hinderen om Hem alle lof, eer en aanbidding te brengen. Wat zal dat zijn, om verlost van zonden, ongeloof, satan, twist en scheuringen deel uit te mogen maken van Zijn heerlijkheid. ‘Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen gelijk ook ik gekend ben, 1 Kor. 13:12.’
Lieve vrienden, waar zijn onze ogen op gericht, zijn wij nog op zoek naar vermaak, rust en vrede in deze wereld? Laat het ons koud dat Gods Woord ons leert dat we zondaren zijn, opstandelingen tegen God en ons naasten en dat we daarom de eeuwige dood verdiend hebben? De Bijbel leert ons eenvoudig, dat er niemand is die goed doet, allen zijn wij afgeweken. (Ps. 14:3, Rom. 3:23) God is een rechtvaardig God en Hij kan de zonde niet ongestraft laten. We hebben net gezien dat Gods toorn is uitgestort op Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon. Opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve maar het eeuwige leven hebbe. (Joh. 3L16) Het zal er op aan komen of u persoonlijk dit offer heeft aanvaard. Is dit voor u al een wonder geworden? Hij in onze plaats, Hij onschuldig voor de schuldige. Als u mag schuilen bij Hem, rustend in Zijn volbrachte werk dan is uw zaligheid verankerd in Hem. Uw woning is bereid (Joh. 14:2). Laat het u echter koud, weet dan dat u straks de toorn van God in eeuwigheid zult moeten dragen. In het helse vuur zullen alle uitnodiging die in liefde tot u gekomen zijn tegen u getuigen. O, hoe verschrikkelijk zal dat zijn, lieve vrienden, kom, maak ernst met uw leven, sta eens stil en zie eens terug op uw levenswandel. Voor God kunt u geen zonden verborgen houden. Belijd uw zonden voor God, bekeert u tot Hem, gelooft het Evangelie en u ontvangt eeuwig leven. Laat u niet tegenhouden door welke tegenwerping dan ook, laat al uw ‘Ja maars’ eens los en besef dat u een Redder nodig hebt. Besef tegelijk dat Hij gereed staat om u te verlossen en u eeuwig leven met Hem wil schenken. Laat u niet weerhouden door hen die menen dat u niet mag komen zoals u bent, zij menen te zien, maar Jezus Zelf heeft hen veroordeeld; ‘En Jezus zeide: Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, opdat degenen die niet zien, zien mogen, en die zien, blind worden, Joh. 9:39.’ Als u komt tot Hem, zult u ervaren wie Hij is, in Zijn licht zult u dan wandelen, en tegelijk zult u ervaren dat Hij moet wassen en u minder worden, uw werkelijke zonden zult u ontdekken in het Licht dat van Zijn aangezicht straalt. Hij Zelf zal u daarvan verlossen en kracht geven om te wandelen als kinderen van het Licht. Kom, laten we onze ogen opheffen naar de Hemel. Geprezen zij Zijn grote Naam van nu tot in alle eeuwigheid. Amen.