Zijt niet ongelovig maar gelovig. Johannes 20:27.
Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand en steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig, Johannes 20:27.’
Een verschrikkelijk einde was er gekomen aan de drie jaren waarin de discipelen met de Heere Jezus hadden gewandeld. Wie van de discipelen zou ooit de dag kunnen vergeten waarin Jezus hun leven binnen kwam? Het ware geen bijzondere mensen die discipelen, ruwe vissers, een tollenaar, gewoon mannen zoals al de anderen. Jezus kwam in hun leven en alles werd anders. Het leven met deze Jezus maakt het verschil. Zij leefden in de volle overtuiging dat de Messias, Jezus, hun Meester, hen verlossen zou van hun vijanden. Dat is ook zo maar het ging zo heel anders dan zij verwacht hadden. Wat hielden zij veel van hun Meester. Op een keer waren zij samen bij Martha en Maria. Deze beide zusters waren in diep verdriet omdat hun broeder Lazarus gestorven en begraven was. De Joden hadden het op het leven van de Heere Jezus voorzien, zij wilden Hem doden en ondanks deze wetenschap wilde Jezus naar Lazarus gaan. ‘Thomas dan, genaamd Dídymus, zeide tot zijn medediscipelen: Laat ons ook gaan, opdat wij met Hem sterven, Joh. 11:16.’ We zien hier de liefde van Thomas tot zijn Meester. Wat er ook gebeurde, hij en de anderen, zouden bij Hem blijven.
We weten uit de geschiedenis dat zij niet goed begrepen hoe alles er aan toe zou gaan. Zij dachten aan een aards koninkrijk en begrepen niet veel van het Koninkrijk des Hemels. Als de Heere Jezus hen vertelt over Zijn heengaan dan horen we Thomas zeggen. ‘Heere, wij weten niet waar Gij heengaat, en hoe kunnen wij den weg weten? Joh. 14:5.’ Wie van ons zal de pijn en het verdriet onder woorden kunnen brengen van deze discipelen bij het zien van hun lijdende Meester? Daar hing hun hoop hun verwachting, alles wat zij hadden, moest sterven. Wat zijn Gods wegen toch wonderlijk, wat zijn ze vaak onbegrijpelijk en onverklaarbaar voor ons nietige mensenverstand. Wij zouden het zo vaak heel anders aangepakt hebben. En toch, lieve vrienden, er is geen betere weg dan de weg die God met ons gaat. Hier moest Jezus sterven, opdat Thomas en al de discipelen het eeuwige leven zouden kunnen ontvangen. Daar hing de Zoon van de levende God tussen hemel en aarde om de prijs te betalen die geen zondig mens ooit zou kunnen voldoen. Hij riep het uit met een krachtige stem, ‘het is volbracht’ en zo gaf Hij Zijn leven, geofferd in de hand van Zijn vader. O, Thomas wat een vreugde zou je hart moeten vervullen, als je maar begreep wat Jezus hier voor jou deed. Maar, voor Thomas was nu alles dood. Alles was maar een hessenspinsel geweest, allemaal illusie en bedrog. Wat had het leven nu nog voor zin?
En dan komt tot hem de boodschap uit de mond van de blijde discipelen: ‘Wij hebben de Heere gezien’ Wat een paasvreugde op die eerste zondag na het sterven van de Heere Jezus. Hij is opgestaan, ja dat was de Boodschap die zij in volle overtuiging konden brengen, zij hadden Jezus ontmoet, Hij leeft! Thomas kon het allemaal niet geloven, hun blijdschap kon hem niet verblijden. Hij zei: ‘Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen, en mijn vinger steek in het teken der nagelen, en steek mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins geloven Joh. 20:25.’ Wat een verdriet klinkt er door in deze woorden, al zijn geloof was verdwenen en in deze moedeloze toestand durft hij heel wat te zeggen. En tegelijk klinkt de noodkreet er in door, als ik Jezus niet zelf ontmoet, dan zal ik in mijn ongeloof sterven. Wie anders dan Jezus zou hem kunnen redden uit deze toestand? Nee, het geloof van de discipelen kon hem niet helpen, ik geloof dat hij zich ergerde aan hun blijdschap.
Lieve vrienden, misschien kent u deze situatie uit uw eigen leven, anderen kunnen geloven en spreken over hun levende Jezus, maar voor u is alles dood. Wat een troost is er dan juist voor u te vinden in deze geschiedenis. Kom, hebt goede moed, Jezus leeft en Zijn Geest wil u onderwijzen in de weg die u gaan moet.
Het is acht dagen later, ik geloof dat het de moeilijkste acht dagen van Thomas leven zijn geweest. Wat zal hij alles nog eens overdacht hebben, zijn vroegere leven, de komst van de Heere Jezus, zijn omgang met Hem en dan het lijden en sterven. Twijfel en vrees, zullen hem gekweld hebben, een ongelovig hart ligt open voor alle influisteringen van satan. Kon Jezus dan niet gelijk tot Thomas komen om ook hem te verblijden? God komt op Zijn tijd en dat is de beste tijd. Wij mensen kunnen God niet dwingen of overhalen door onze woorden. Hij weet wat voor ons het beste is.
Ze zijn bij elkaar en nu is Thomas ook in hun midden, ondanks zijn verdriet zocht hij nu toch de gemeenschap met zijn broeders. De deuren zijn gesloten, of zij nu nog steeds bang waren voor de joden weten we niet maar voor Jezus was deze gesloten deur geen belemmering, Hij klopte niet op de deur om te vragen of Hij binnen mocht komen, Hij stond daar in het midden van hen en zei: ‘Vrede zij ulieden!’ Wat een troostvolle woorden uit de mond van de Vredevorst.
‘Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand en steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig, Johannes 20:27.’ Als Jezus de boodschap van vrede heeft uitgesproken, richt hij zich direct tot Thomas, hij hoeft niet langer in twijfel te leven. Dat wat Thomas in zijn ongeloof als wens en voorwaarde van geloof had uitgesproken ging nu in vervulling. We zien hier de almacht van God, Voor Hem is niets verborgen. ‘HEERE, Gij doorgrondt en kent mij. Gij weet mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachte, Ps. 139:1,2.’ Jezus laat hem Zijn doorboorde handen zien, Thomas mag zich overtuigen door met zijn vingers de wonden te betasten en zijn hand mag hij steken in de wond in de zijde van zijn Meester. O wat een liefdevolle Jezus, niets is voor Hem teveel.
Het ongelovige, van verdriet verscheurde hart van Thomas is ineens genezen. Hier staat hij oog in oog met Zijn levende Zaligmaker. Hij ziet de wonden in Zijn handen en in Zijn zijde. Hij ziet de liefde in de ogen van zijn Heiland en de woorden; ‘zijt niet ongelovig, maar gelovig’ dringen tot diep in zijn hele wezen. Nu kan Thomas niet langer ongelovig zijn, zijn hart vervult zich met blijdschap, een moment om nooit te vergeten. Zijn gestorven Heere en Meester is uit de dood opgestaan, alles is nieuw geworden. ‘En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God, Joh. 20:28.’ Wat een heerlijke belijdenis, van twijfel is geen sprake meer, ‘mijn Heere en mijn God.’ Hier stond Thomas niet zomaar oog in oog met een vriend die uit de dood was opgestaan, hier stond zijn Heere en zijn God. Geen verwijten, geen veroordeling maar liefde in de woorden die Jezus tot Hem sprak.
‘Jezus zeide tot hem: Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd; zalig zijn zij die niet zullen gezien hebben en nochtans zullen geloofd hebben, Joh. 20:29.’ Wat heeft deze bijzondere geschiedenis een rijke boodschap voor ons. Thomas wilde eerst zien voordat hij geloven kon, laten wij hem niet veroordelen, maar leren van deze geschiedenis. We hebben gezien hoe lief hij zijn Meester had. Thomas had last van verdriet, en daardoor zat hij in de put. Zij die zelf wel eens in de put hebben gezeten weten hoe ellendig die toestand is. Wie kan ons dan bereiken? Wie kan ons nog bemoedigen als we nergens meer een gat in zien? Het geloof van hen die om ons heen zijn kan ons niet bemoedigen, maar drukt ons vaak dieper naar beneden. Het grote probleem is dat we zoveel op onszelf zien, we steunen maar al te vaak op eigen krachten en inzichten. Wat een verlossing als we dan in die momenten oog in oog mogen staan met onze Jezus. Eén moment in Zijn nabijheid en we zijn verlost uit de put. Mogelijk zegt u, maar jezus is toch niet meer hier, Hij is opgevaren naar de Hemel. Ja dat is waar en tegelijk is het waar dat Hij bij ons wil zijn, en dat als Gods Geest onze ogen verlicht wij in het geloof Hem mogen zien en Hem mogen genieten. Thomas wilde eerst met eigen ogen zien, zijn verlangen is in vervulling gegaan. De boodschap die vandaag tot ons komt is deze: ‘Zalig zijn zij die niet zullen gezien hebben en nochtans zullen geloofd hebben.’ Het is niet het zien, niet de ervaring, niet de visioenen of gezichten die onze zaligheid uitmaken, het is het naakte geloof. Het in vast vertrouwen leunen op de zoen en kruisverdiensten van Jezus Christus alleen. Dat is het enige dat aangenaam is in de ogen van God, ja dat is het enige waardoor wij krijgen aan de ons aangeboden zaligheid. Het is niet het geloof dat ons red maar Jezus het voorwerp van ons geloof. Het geloof is het instrument waarmee wij de ons aangeboden zaligheid in ontvangst nemen.
‘Denwelken gij niet gezien hebt en nochtans liefhebt; in Denwelken gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde, 1 Petr. 1:8.’ Wij mogen leren van deze geschiedenis, om niet ongelovig te zijn maar te vertrouwen op het Woord van God. De Heere God heeft in Zijn plan zondige mensen uitverkoren om tot de zaligheid te brengen. Zij die geloven heeft Hij de opdracht gegeven om de blijde Boodschap te verkondigen. ‘Gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zend Ik ook ulieden, Joh. 20:21.’ Uitgezonden, niet om voor onszelf te leven maar tot eer en glorie van Zijn Naam. De Heilige Geest zal onze woorden kracht bijzetten en wat wij niet kunnen zal Hij doen. Wij mensen kunnen elkaar de blijde Boodschap brengen, wij moeten elkaar wijzen op onze zondige natuur, de kloof tussen een heilig en rechtvaardig God en een zondig mens, de toorn van God over de zonde maar ook de noodzaak van bekering tot God. Wij mogen wijzen op het offer van de Heere Jezus om zondaren weer met God de Vader te verzoenen en de Heilige Geest zal de harten overtuigen. ‘En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel: Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; En van gerechtigheid, omdat Ik tot Mijn Vader heenga, en gij zult Mij niet meer zien; En van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is, Joh. 16:8-11.’
‘Het geloof nu is een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men niet ziet, Hebr. 1:1.’ In Het geloof staan wij sterk, het geloof ziet overal dwars door heen. Bevindingen zijn te zwak om op te leunen, er hoeft maar één tegenslag te komen en al ons vertrouwen en geloof is weggevaagd. Als wij leunen in het vaste vertrouwen op het offer van Christus Jezus dan kunnen de stormen over ons komen. Dan is het niet wat ik ervaar en wat ik doe, dan is het alleen genade, genade zo oneindig groot. ‘Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven dat Hij is, en een Beloner is dergenen die Hem zoeken, Hebr. 11:6.’ De Bijbel spreekt heldere taal. Zonder geloof is het onmogelijk om God te behagen. God de Vader zond Zijn Zoon opdat zondaren zouden leven. Allen die in Hem geloven zullen nooit beschaamd uitkomen. ‘En de zaligheid is in geen ander; want er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden, Hand. 4:12.’
‘Jezus dan heeft nog wel vele andere tekenen in de tegenwoordigheid Zijner discipelen gedaan, die niet zijn geschreven in dit boek; Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zone Gods, en opdat gij gelovende het leven hebt in Zijn Naam, Joh. 20:30,31.’Amen.
“Thomas heeft getwijfeld, opdat wij niet twijfelen zouden. “
Vrede zij u, vrede zij u.
Gelijk Mij de Vader zond,
Zend Ik ook u.
Vrede zij u, vrede zij u.
Gelijk Mij de Vader zond
zend Ik ook u.